ECLI:NL:TADRAMS:2015:154 Raad van Discipline Amsterdam 15-048NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2015:154 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-06-2015 |
Datum publicatie: | 03-06-2015 |
Zaaknummer(s): | 15-048NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen |
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Advocaat heeft zich in een erfrechtelijke kwestie na het overlijden van de vader onnodig grievend uitgelaten jegens de moeder van het minderjarige kind, door de moeder onder meer te beschuldigen van kindermishandeling. Berisping. |
Beslissing van 2 juni 2015
in de zaak 15-048NH
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
gemachtigde: mr.
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 17 februari 2015 met kenmerk td/np/14-307, door de raad ontvangen op 19 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 april 2015 in aanwezigheid van partijen en de gemachtigde van klaagster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de hiervoor genoemde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 t/m 13 genoemd in de brief van de deken;
- de brief van verweerster van 27 maart 2015 met 8 bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster heeft een minderjarige zoon. Nadat de affectieve relatie met de vader van de zoon (hierna: de vader) is beëindigd, is tussen klaagster en de vader meermalen geprocedeerd over – onder meer – de omgang tussen vader en zoon. De vader is daarin bijgestaan door verweerster.
2.3 De vader is overleden op 17 juli 2014, hij was passagier van vlucht MH17 die is neergestort. De zoon is enig erfgenaam van de vader. De zus van de vader is in het testament van de vader aangewezen als executeur-testamentair, tevens bewindvoerder over de erfenis van de zoon tot diens dertigste verjaardag. Verweerster staat deze zus bij. Klaagster heeft bijstand van een kandidaat-notaris, mr. Koster, ingeroepen. Mr. Koster heeft op 8 augustus 2014 het testament voorgelezen aan klaagster en haar zoon. Daarna heeft mr. Koster namens klaagster een brief aan de executeur-testamentair geschreven.
2.4 Verweerster heeft gereageerd bij brief van 13 augustus 2014. In die brief (met bijlage) zijn onder meer de volgende passages opgenomen:
"Naar de gewoonte van uw cliënte [bedoeld is klaagster] misbruikt zij de minderjarigheid van haar zoon voor haar eigen doeleinden om, voor uitlopend op de ontwikkelingen van de dramatische gebeurtenissen, haar eisen te stellen."
en:
"Echter de afwegingen van de executeur en bewindvoerder zullen worden gemaakt vanuit 3 aandachtspunten, deze zijn: ten eerste (…) en ten derde de wetenschap dat uw cliënte persoonlijk een grote behoefte heeft aan bezittingen ten koste van het belang van haar minderjarige zoon."
en in de bijlage:
"Vast staat dat de moeder reeds jarenlang structureel het recht van [de zoon] op een goed harmonieuze relatie met zijn vader heeft tegen gewerkt (…)”
en:
"de vrees is groot en gerechtvaardigd dat, indien er direct geld naar [de zoon] gaat als naaste nabestaande, de moeder hoogst waarschijnlijk dit niet ten behoeve van zijn welzijn zal besteden.”
2.5 In reactie op een e-mailbericht van de gemachtigde van klaagster heeft verweerster op 10 september 2014 een e-mail gestuurd aan de gemachtigde. Hierin is onder andere de volgende passage opgenomen:
"(…) vast staat dat het gedrag van [klaagster] vanaf een zeer jeugdige leeftijd van haar zoon als buitenproportioneel negatief en onwelwillend moet worden gekwalificeerd, volgens jurisprudentie is er sprake van kindermishandeling (…)"
2.6 Bij brief van 16 september 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klaagster in haar brief (met bijlage) van 13 augustus 2014 aan mr. Koster en in haar e-mail van 10 september 2014 aan de gemachtigde van klaagster zoals weergegeven in nrs. 2.4 en 2.5 van deze beslissing.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat haar brieven nodig waren om, gelet op de emotionele en dramatische gebeurtenissen, duidelijkheid te scheppen voor haar cliënte (de executeur-testamentair, tevens bewindvoerder) en de verdere familie.
5 BEOORDELING
5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze als hem in overleg met die cliënt goeddunkt. Die vrijheid is echter niet onbeperkt en vindt zijn begrenzing onder meer hierin dat een advocaat geen stellingen mag poneren of proceshandelingen mag verrichten waardoor de belangen van de wederpartij of derden nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad overweegt hierbij dat bijzondere prudentie dient te worden betracht in zaken waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken.
5.3 Verweerster heeft met het doen van de uitlatingen zoals opgenomen in nr. 2.4 en 2.5 de grenzen van de haar toekomende vrijheid overschreden. Verweerster heeft uit het oog verloren dat zij in een zaak als deze, waarbij een minderjarige is betrokken die zeer onlangs zijn vader heeft verloren, juist de taak heeft polarisatie te voorkomen. Door zich dermate grievend uit te laten over klaagster, schaadt zij niet alleen het belang van klaagster, maar ook dat van de minderjarige zoon.
5.4 Hierbij neemt de raad in aanmerking dat sprake is van een erfrechtelijke kwestie die los staat van de familierechtelijke perikelen die hebben gespeeld tijdens het leven van de vader. De raad acht het voorts van belang dat verweerster op geen enkele wijze duidelijk heeft kunnen maken hoe de zeer grievende uitlatingen enig redelijk doel van haar cliënte zouden hebben kunnen dienen of feitelijk hebben gediend.
5.5 De klacht is gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft in deze zaak op geen enkel moment blijk gegeven van inzicht in haar rol als advocaat. Evenmin heeft zij er blijk van gegeven dat zij de laakbaarheid van haar uitlatingen inziet. Gelet daarop en gelet op de ernst van de uitlatingen acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een berisping op.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G.J.W. Pulles, A.M. Vogelzang, S. Wieberdink en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl