ECLI:NL:TADRAMS:2015:151 Raad van Discipline Amsterdam 15-124A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:151
Datum uitspraak: 08-06-2015
Datum publicatie: 09-06-2015
Zaaknummer(s): 15-124A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht tegen eigen advocaat. Hoewel verweerder onbehoorlijk is uitgevallen tegen klaagster, heeft hij onder de gegeven omstandigheden niet de grens van het tuchtrechtelijk laakbare overschreden. Niet is gebleken dat verweerder klaagster onvoldoende uitleg zou hebben verschaft over de lopende zaken.

Beslissing van 8 juni 2015

in de zaak 15-124A

naar aanleiding van de klacht van:

de mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 mei 2015 met kenmerk PvRA/RK 4014-0789, door de raad ontvangen op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder verleent klaagster sinds lange tijd rechtsbijstand in verschillende zaken. Klaagster heeft op 21 oktober 2014 gebeld met verweerder, tijdens welk telefoongesprek verweerder klaagster zou hebben beledigd.

1.3 Bij brief van 21 oktober 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder. 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij tijdens het telefoongesprek op 21 oktober 2014 tegen klaagster "houd je bek" heeft gezegd en hij aansluitend de verbinding heeft verbroken;

b) hij klaagster onvoldoende uitleg geeft over de zaken waarin hij klaagster in rechte bijstaat.

3 BEOORDELING

3.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

Ad klachtonderdeel a

3.3 Verweerder heeft erkend dat hij wat hard heeft gereageerd tijdens het telefoongesprek met klaagster op 21 oktober 2014. Zijn reactie was naar eigen zeggen echter een gevolg van de omstandigheid dat klaagster belde op een moment dat het op het kantoor van verweerder druk was in verband met het tijdig verzenden van brieven en klaagster had geweigerd in te gaan op het verzoek om een boodschap voor verweerder achter te laten. Toen klaagster verweerder niet te spreken kreeg, heeft zij vijftien keer het kantoor van verweerder gebeld. Verweerder heeft klaagster toen in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt hem niet onafgebroken te bellen. Verweerder wenste duidelijk te maken dat klaagster diende te wachten, aldus verweerder.

3.4 Hoewel klaagster heeft betwist dat zij verweerder op 21 oktober 2014 vijftien keer zou hebben gebeld en de voorzitter niet heeft kunnen vaststellen wat op voormelde datum precies is gebeurd, kan uit het klachtendossier wel worden opgemaakt dat verweerder op 21 oktober 2014 onbehoorlijk tegen klaagster is uitgevallen. Verweerder heeft dat echter erkend en wil zich daarvoor ook excuseren. Bij klaagster bestaat daarvoor dan weer weinig ruimte. Tegen deze achtergrond is de voorzitter van oordeel dat, hoewel de reactie van verweerder niet de schoonheidsprijs verdient, verweerder met zijn handelen niet de grens van het tuchtrechtelijk laakbare heeft overschreden. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

3.5 Met dit klachtonderdeel beklaagt klaagster zich erover dat verweerder haar onvoldoende uitleg geeft over de zaken waarin verweerder haar in rechte bijstaat. Verweerder heeft betwist dat hij onvoldoende uitleg over deze zaken zou hebben gegeven. Verweerder heeft in reactie op dit klachtonderdeel naar voren gebracht dat hij altijd alle zaken uitgebreid met klaagster bespreekt en zij altijd te woord wordt gestaan, ook na 18.00 uur.

3.6 De voorzitter is van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel – ook na/in reactie op het verweer van verweerder – ontoereikend heeft gemotiveerd. Evenmin vindt dit klachtonderdeel steun in de feiten. Uit het klachtendossier blijkt niet dat verweerder klaagster onvoldoende uitleg zou hebben verschaft over de lopende zaken. Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

3.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 8 juni 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juni 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.