ECLI:NL:TADRAMS:2015:143 Raad van Discipline Amsterdam 15-127A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:143
Datum uitspraak: 29-05-2015
Datum publicatie: 02-06-2015
Zaaknummer(s): 15-127A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht tegen eigen advocaat over het (beweerdelijk) niet oppakken van de zaak en over de wijze van onttrekking aan de zaak.

Beslissing van  29 mei 2015

in de zaak 15-127A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer/mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 mei 2015 met kenmerk 4014-0939, door de raad ontvangen op 12 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster en verweerster hebben op 24 september 2014 een intakegesprek gevoerd over de door klaagster gewenste rechtsbijstand, ter zake van een curatelezaak betreffende klaagsters zoon. Dit gesprek is gevoerd met bijstand van een telefonische tolk in de Spaanse taal (vanwege de moedertaal van klaagster). Tijdens dat gesprek heeft klaagster verweerster een aantal gerechtelijke beslissingen en andere documenten overhandigd. Verweerster zou deze stukken bestuderen om klaagster vervolgens te adviseren over haar rechtspositie.

1.3 Na het gesprek heeft verweerster een toevoeging aangevraagd voor klaagster. De daarbij geldende eigen bijdrage van klaagster bedroeg EUR 340,-. Verweerster heeft een declaratie verzonden aan klaagster voor deze eigen bijdrage. Klaagster heeft een deel daarvan (EUR 100,-) voldaan.

1.4 Verweerster heeft klaagster een bevestigingsbrief naar aanleiding van het intakegesprek gestuurd, op 2 oktober 2014.

1.5 Tot een inhoudelijk advies is het niet gekomen door het beëindigen van de rechtsbijstand door verweerster. Verweerster heeft dit aangekondigd bij brief van 5 december 2014 en heeft het neerleggen van haar opdracht medegedeeld bij brief van 18 december 2014.

1.6 Op 22 december 2014 heeft klaagster de door haar verstrekte beslissingen en andere documenten opgehaald op het kantoor van verweerster.

1.7 Op 20 januari 2015 heeft klaagster op verweersters kantoor een gesprek gehad met een medewerker van verweerster, wederom met bijstand van een telefonische tolk in de Spaanse taal. In dit gesprek is de onttrekking door verweerster aan de zaak besproken. Verweerster heeft de inhoud van dit gesprek bij brief van 23 januari 2015 aan klaagster bevestigd.

1.8 Klaagster heeft haar klacht op het dekenspreekuur van 4 december 2014 ter kennis van de deken gebracht.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij alleen een bevestigingsbrief en een declaratie heeft toegezonden naar aanleiding van het intakegesprek op 24 september 2014 en nadien niets meer van zich heeft laten horen.

3 VERWEER

3.1 Verweerster acht de klacht ongegrond. Zij stelt dat zij, onverplicht omdat klaagster de eigen bijdrage nog niet volledig had voldaan, de zaak al wel ter hand heeft genomen.

3.2 Verweerster heeft nadien besloten zich te onttrekken aan de zaak, vanwege het feit dat klaagster nagenoeg dagelijks telefonisch en op het kantoor van verweerster navraag deed over de zaak en vele niet-relevante documenten overhandigde. Verweerster heeft klaagster verzocht hiermee te stoppen in haar brief van 5 december 2014. Een en ander blijkt ook uit haar brieven van 18 december 2014 en 23 januari 2015.

3.3 Verweerster stelt voorts dat zij haar werkzaamheden voor klaagster bovendien mocht neerleggen omdat klaagster de eigen bijdrage niet volledig wenste te voldoen.

3.4 Ook overigens acht verweerster het verwijt dat zij na het eerste gesprek en de bevestigingsbrief niets van zich heeft laten horen onterecht.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De voorzitter ziet aanleiding de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond te verklaren, op grond van het volgende.

4.3 Uit de door verweerster overgelegde brieven aan klaagster blijkt dat zij na de bevestigingsbrief (naar aanleiding van het intakegesprek op 24 september 2014) wel degelijk in de zaak actief is geweest en van zich heeft laten horen. De klacht dat verweerster niets meer heeft gedaan vindt aldus geen grondslag in de feiten. Daarbij constateert de voorzitter dat verweerster onverplicht de behandeling van de zaak ter hand heeft genomen, gezien het feit dat klaagster de eigen bijdrage niet volledig had voldaan.

4.4 Ten aanzien van het verwijt dat verweerster haar bijstand aan klaagster heeft neergelegd en zich heeft onttrokken aan het dossier overweegt de voorzitter dat het een advocaat steeds vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Wel dient een advocaat, wanneer hij besluit een verstrekte opdracht neer te leggen, dat op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat de cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (vgl. Gedragsregel 9). De advocaat dient deze beslissing tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, zodat de cliënt daarvan geen schade ondervindt. 

4.5 Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld bij het neerleggen van de zaak. Zij heeft klaagster aangekondigd dat zij de zaak zou neerleggen wanneer klaagster voortdurend haar kantoor telefonisch en met bezoeken zou blijven benaderen. Toen klaagster haar gedrag niet veranderde heeft verweerster zich daadwerkelijk onttrokken. Het een en ander heeft zij aan klaagster bij brief bevestigd. Zij heeft klaagster in staat gesteld het originele dossier bij haar kantoor op te halen, opdat klaagster een andere advocaat kon instrueren in haar zaak. Ten slotte vormde de niet volledige betaling van de eigen bijdrage door klaagster eveneens een valide reden voor het neerleggen van de zaak.

4.6 Zodoende is niet gebleken dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de wijze van haar onttrekking. Dit geldt temeer nu zij een gesprek heeft georganiseerd waarbij een juridisch medewerker van haar kantoor, met bijstand van een tolk in de Spaanse taal, aan klaagster heeft uitgelegd waarom verweerster zich onttrok. De inhoud van dit gesprek is per brief aan klaagster bevestigd.

4.7 De verwijten van klaagster aan adres van verweerster vinden daarom geen van alle grondslag in het dossier.

4.8 Ten slotte, en hoewel dit geen onderdeel uitmaakt van de klachtomschrijving, stelt de voorzitter ten overvloede vast dat uit het dossier niet is gebleken dat verweerster meer dan een toevoeging voor verweerster zou hebben aangevraagd. De suggestie van klaagster op dit punt is derhalve eveneens onterecht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 29 mei 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.