ECLI:NL:TADRAMS:2015:137 Raad van Discipline Amsterdam 15-097NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:137
Datum uitspraak: 08-05-2015
Datum publicatie: 15-05-2015
Zaaknummer(s): 15-097NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerster heeft bij haar beslissing om zich terug te trekken en de wijze van afwikkeling van het dossier niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.  

Beslissing van 8 mei 2015

in de zaak 15-097NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 13 april 2015 met kenmerk rm/np/14-395, door de raad ontvangen op 14 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is verwikkeld in een aantal gerechtelijke procedures. Omdat zijn toenmalige advocaat mr. A zich plotseling had teruggetrokken, heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek om de door mr. A behandelde zaken  over te nemen. Op 24 december 2013 heeft het intakegesprek plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft klager getekend voor de ontvangst van de algemene voorwaarden. Bij brief van 24 december 2013 aan klager heeft verweerster de opdracht bevestigd.

1.3 Bij e-mail van 8 januari 2014 aan klager heeft verweerster geschreven:

Zoals gisteren besproken moet ik helaas de opdracht neerleggen.

Mijn kantoorgenoot [mr. B] is goed bevriend met [advocaat van klagers wederpartij], waardoor ik in een positie terecht kom waarin ik mogelijk niet in staat zal zijn om mijn vrijheid en onafhankelijkheid te bewaren. Tevens kan het niet mogelijk zijn om in deze zaak te overleggen met mijn kantoorgenoot wat, in deze kleine kantoorsetting, ondoenlijk is en tevens niet in het belang van deze complexe zaak.

Inmiddels schreef ik [mr. A] aan conform bijgaand schrijven, nadat ik bijgaande documenten van haar had ontvangen.

Verder had ik contact met de Deken in Utrecht die mij zal terugbellen en heb ik opnieuw contact opgenomen met de advocaat [mr. C] te Haarlem, met toch het verzoek of zij deze zaak in behandeling kan nemen. Hier hoop ik vandaag meer over te horen.

Ik houd je op de hoogte.

1.4 Bij e-mail van 9 januari 2014 (9:19) aan klager heeft verweerster geschreven:

Zie onderstaand bericht. Ik heb uitgebreid met [mr. C] gesproken en aangegeven dat uw zaak haar nodig heeft.

Vanaf maandag a.s. kan zij met uw zaak aan de slag.

1.5 Bij e-mail van 9 januari 2014 (12:32) aan verweerster heeft klager een e-mail doorgezonden met betrekking tot een beslissing van de bestuursrechter te Amsterdam en het verzoek aan verweerster om advies daarover. Verweerster heeft daarop per e-mail van 16:01 uur gereageerd als volgt:

Zoals zojuist telefonisch gesproken, heb ik de behandeling van jouw zaak neergelegd en zal ik niet reageren op onderstaande mail.

De strategische beslissingen zullen door de opvolgend advocaat genomen moeten worden.

Jij gaf aan spoedig te laten weten of jij met [mr. C] verder gaat. Zodra jij mij dat schriftelijk bevestigt zal de stukken door haar laten ophalen.

In het andere geval krijg ik van jou graag de naam door van een opvolgend advocaat, zodat ik de stukken aan deze kan doorsturen.

1.6 Bij e-mail van 13 januari 2014 aan klager heeft verweerster geschreven:

Wat is de stand van zaken? Ik ben nog niet gebeld door je opvolgend advocaat, zoals je vrijdag had aangegeven.

Er moest 15 januari a.s. toch wat gebeuren richting BJZ had je laten weten. Graag hoor ik voor die tijd waar het dossier naar toe moet en wat er op dit punt richting opvolgend advocaat gecommuniceerd moet worden.

1.7 Bij e-mail van 14 januari 2014 aan verweerster heeft klager geschreven:

Hierbij de opvallende uitspraak van de directie van de RvdK om de uitspraak van de externe klachtencommissie naast zich neer te leggen. Gezien deze situatie verzoek ik u met spoed om advies.

1.8 Bij e-mail van 15 januari 2014 aan klager heeft verweerster geschreven:

Zoals eerder aangegeven heb ik de opdracht om je te adviseren en bij te staan neergelegd. Ik kan daarom geen inhoudelijk advies geven.

Wel sprak ik zojuist uitgebreid met [mr. X]. Hij zal contact met je opnemen om een afspraak te maken en om met jou te bespreken of hij de zaak al dan niet zal overnemen.

Hij heeft mij toegezegd mij zo spoedig mogelijk te laten weten of hij de zaal al dan niet zal overnemen.

1.9 Bij e-mail van 17 januari 2014 aan verweerster heeft mr. X onder meer geschreven:

Bij deze de bevestiging dat ik het door [klager] gevraagde ontvang, ik merk volledigheidshalve op dat ik die stukken wil bestuderen ter beoordeling van de vraag of ik hem verder kan bijstaan.

1.10 Verweerster heeft het dossier van klager per koerier aan mr. X doen toekomen.

1.11 Op 16 januari 2014 heeft verweerster klager een declaratie gezonden voor door haar in de periode 24 december 2013 tot en met 8 januari 2014 verrichte werkzaamheden.

1.12 Bij brief van 29 april 2014 aan klager heeft verweerster geschreven:

Onder verwijzing naar ons telefonisch onderhoud over de declaratie, zend ik u bijgaand een creditnota en een nieuwe declaratie voor 50% van de werkzaamheden.

Vanwege uw bijzondere omstandigheden ben ik tot moderatie overgegaan.

Ik verzoek u vriendelijk om thans binnen de gestelde betalingstermijn de factuur te voldoen.

1.13 Omdat het kantoor van verweerster de brief met bijlagen van 29 april 2014 retour ontving, heeft een medewerkster van het kantoor deze brief met bijlagen op 15 mei 2014 nogmaals per e-mail aan klager verzonden.

1.14 In antwoord daarop (met cc aan verweerster) heeft klager diezelfde dag geschreven:

Dag, er lijkt sprake van een misverstand. Ik voerde ongeveer 3 maanden geleden een telefoongesprek met [verweerster] waarin zij aangaf de rekening in te trekken, temeer ze mij door haar curieuze handelen in strijd met gedragsregels schade had berokkend. Ze had mijn dossier langdurig in bezit, wilde enkel met mijn in gesprek tijdens mijn kostbare werktijd en meldde mij niet direct dat ze bevriend was met [advocaat van de wederpartij]. Er zijn dan ook ernstige vraagtekens te zetten bij haar handelen in dezen. Als zijn nu na maanden plots meent toch een rekening te sturen, dan volgt een in gebreke stelling en leg haar handelen en houding voor aan de raad van discipline via de deken.

1.15 Bij e-mail van 15 mei 2014 aan klager heeft verweerster onder meer geschreven:

Uw zienswijze deel ik niet.

Ik heb nimmer aangegeven de rekening in te trekken, doch enkel om naar de hoogte van de factuur te kijken.

(…)

U gaf aan naar de Deken te gaan. Ik wacht het af. Ik wijs u evenwel op de betalingstermijn van mijn factuur.

1.16 Bij brief van 5 augustus 2014 heeft klaagster de geschillencommissie Advocatuur verzocht om vast te stellen dat klager verplicht is om haar declaratie te voldoen.

1.17 Bij brief van 13 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.18 Bij brief van 9 december 2014 heeft verweerster de deken laten weten dat de procedure bij de geschillencommissie Advocaat zal worden doorgezet en verzocht om de klachtprocedure aan te houden tot in die procedure een beslissing is genomen.

1.19 Bij brief van 16 december 2014 heeft de deken klager laten weten de beslissing van de geschillencommissie af te wachten.

1.20 Bij beslissing van 23 januari 2015 heeft de geschillencommissie zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen. De geschillencommissie is van oordeel dat arbitrage expliciet noch impliciet was overeengekomen door de van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van verweerster. Daarna heeft de deken zijn onderzoek  afgerond en de klacht doorverwezen naar de raad van discipline.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) een nietige overeenkomst met klager is aangegaan;

b) haar werkzaamheden voor klager plotseling heeft neergelegd;

c) delen uit het dossier van de familiezaken heeft laten verdwijnen;

d) facturen heeft gestuurd aan klager, waarvan zij de uren niet kan verantwoorden;

e) klager heeft geïntimideerd en stelselmatig telefoongesprekken met hem afbreekt;

f) klachten niet conform de interne klachtenregeling van haar kantoor heeft laten behandelen;

g) het geschil over de declaraties aanhangig heeft gemaakt bij de geschillencommissie Advocatuur;

h) het verzoek om bemiddeling door de deken heeft doorkruist;

i) tegen beter weten in de procedure bij de geschillencommissie heeft doorgezet;

j) zich schuldig heeft gemaakt aan onheuse en grievende persoonlijke diskwalificaties over de persoon van klager.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a) en b)

3.2 Deze klachten hangen samen en zullen gezamenlijk worden beoordeeld. Met deze klachten verwijt klager verweerster dat zij de opdracht om klager bij te staan nooit had mogen aanvaarden, omdat zij bevriend was met de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft zulks gemotiveerd weersproken. Uit haar brief van 8 januari 2014 (zie hiervoor 1.3) blijkt dat de advocaat van de wederpartij bevriend is met de kantoorgenoot van verweerster. Verweerster heeft toegelicht dat haar kantoorgenoot op 6 januari 2014 was teruggekeerd van een 14-daagse reis en dat zij elkaar de volgende dag pas voor het eerst over de zaak van klager hebben gesproken. Na overleg met het bureau van de orde heeft verweerster besloten de opdracht neer te leggen, hetgeen zij klager direct telefonisch en de volgende dag schriftelijk heeft meegedeeld.

3.3 Het feit dat verweerster kort na het aanvaarden van de opdracht heeft moeten besluiten deze te moeten neerleggen wegens mogelijke belangenverstrengeling, rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van een nietige overeenkomst. Klager  heeft verder ook geen deugdelijke nietigheidsgronden aangevoerd. Verweerster heeft getracht een andere advocaat voor klager te vinden en zij heeft de zaak voorts zorgvuldig afgewikkeld. Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter gehandeld zoals het een goed advocaat betaamt. De klachtonderdelen zijn mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

3.4 Volgens klager heeft verweerster delen uit het dossier van de familiezaken laten verdwijnen. Verweerster stelt dat zij het dossier dat zij heeft ontvangen, per koerier aan de opvolgend advocaat heeft doen toekomen. Nu klager niet nader heeft onderbouwd  welke delen van het dossier zijn verdwenen, laat staan dat is onderbouwd welke delen verweerster zou hebben laten verdwijen, mist de klacht feitelijke grondslag en is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

3.5 Met klachtonderdeel d) verwijt klager verweerster dat zij hem facturen heeft gezonden, waarvan zij de uren niet kan verantwoorden. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de door verweerster aan klager verzonden facturen waren voorzien van een deugdelijke urenspecificatie voor de uren gewerkt tussen 24 december 2013 en 8 januari 2014, het moment waarop zij had besloten de opdracht te moeten neerleggen. Bovendien heeft verweerster terecht opgemerkt dat klager niet eerder dan in deze klachtprocedure het standpunt heeft ingenomen dat de uren op de specificatie niet zouden kloppen. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

3.6 Volgens klager zou verweerster hem hebben geïntimideerd en stelselmatig telefoongesprekken met hem hebben afgebroken. Verweerster heeft daartegenover gesteld dat met klager per telefoon niet valt te communiceren, omdat hij verbaal agressief is, allerlei verwensingen maakt en continu dreigend van toon is. Nu klager en verweerster elkaar op dit punt tegenspreken, kan een en ander niet worden vastgesteld. Van intimidatie zijdens verweerster is de voorzitter blijkens de stukken van het dossier in elk geval niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen f), g),h) en i)

3.7 Deze klachtonderdelen hangen samen en zullen gezamenlijk worden beoordeeld. De klachten zien op de wijze waarop verweerster is omgegaan met klagers klachten. Uit de stukken van het dossier blijkt dat klager zich voor het eerst over de handelwijze van verweerster heeft beklaagd na ontvangst van haar declaratie. Verder blijkt dat verweerster na een telefoongesprek met klager haar declaratie met 50% heeft gematigd. Desondanks bleef klager weigerachtig om de declaratie te voldoen, waardoor verweerster conform haar algemene voorwaarden een declaratiegeschil aanhangig heeft gemaakt bij de geschillencommissie Advocatuur. Het voorleggen van het declaratiegeschil acht de voorzitter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster mocht er vanuit gaan dat zij ontvankelijk was bij de geschillencommissie, gezien de wijze waarop zij het een en ander had vastgelegd. Dat verweerster de deken heeft verzocht om de uitslag van de geschillencommissie af te wachten is evenmin klachtwaardig, nu zoals de deken terecht heeft opgemerkt de beslissing van de geschillencommissie een belangrijke richtsnoer voor de tuchtrechter kan zijn. Verweerster heeft voorts onweersproken gesteld dat haar kantoorgenoot conform de interne klachtenregeling nog heeft geprobeerd om te bemiddelen, maar dat zulks niet is gelukt. De klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel j)

3.8 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster ten slotte dat zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan onheuse en grievende persoonlijke diskwalificaties aan het adres van klager. Daarvan is de voorzitter niet gebleken, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

3.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 8 mei 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.