ECLI:NL:TADRAMS:2015:115 Raad van Discipline Amsterdam 15-067A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:115
Datum uitspraak: 13-04-2015
Datum publicatie: 21-04-2015
Zaaknummer(s): 15-067A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht tegen eigen advocaat, werkzaam bij rechtsbijstandsverzekeraar. Advocaat niet betrokken bij geschil over reikwijdte van dekking onder rechtsbijstandsverkering. Vrijheid van advocaat om zich terug te trekken.

Beslissing van 13 april 2015

in de zaak 15-067A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 maart 2015 met kenmerk 4014-0886, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief van 17 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.3 Klager heeft in 2006 schade geleden aan zijn schip. Op grond van zijn rechtsbijstandsverzekering heeft mr. X, als advocaat in loondienst bij de rechtsbijstandsverzekeraar van klager, klager bijgestaan bij diens schadeverhaal op de verzekeraar van de schadeveroorzakende partij. Dit heeft geleid tot ontvangst van ruim EUR 21.000.

1.4 Klager stelt zich op het standpunt dat sprake is van restschade en wenst ook die schade te verhalen op de schadeveroorzakende partij. In dat kader heeft klager bij zijn rechtsbijstandsverzekeraar om nadere rechtsbijstand verzocht. Vervolgens is een geschil ontstaan tussen klager en de rechtsbijstandsverzekeraar over de aanwezigheid van klagers restschade, de mogelijkheid die te verhalen op de schadeveroorzakende partij en aldus de vraag of klager nog aanspraak had op rechtsbijstand op grond van zijn rechtsbijstandsverzekering. Op grond van de polisvoorwaarden van de rechtsbijstandsverzekering heeft - na tussenkomst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland – mr. Y, als bindend adviseur, het geschil beslecht, in die zin dat deze bindend adviseur heeft geoordeeld dat de kans op succes bij het verhalen van klagers beweerdelijke restschade nihil is en klager daarom geen aanspraak meer heeft op rechtsbijstand op grond van zijn rechtsbijstandsverzekering.

1.5 Hoewel de rechtsbijstandsverzekeraar op grond van dit bindend advies daartoe niet gehouden was, heeft de rechtsbijstandsverzekeraar toch verweerder, als advocaat in loondienst bij haar, aan klager toegewezen voor de verdere behandeling van klagers zaak.

1.6 Verweerder heeft klager in augustus 2012 gesproken en bij brief van 29 augustus 2012 verzocht om onderbouwing van zijn restschade. Verweerder heeft nadien de gevraagde onderbouwing niet van klager ontvangen.

1.7 Tijdens de behandeling van klagers zaak door verweerder, heeft de rechtsbijstandsverzekeraar EUR 2.100 aangeboden aan klager ter beëindiging van diens aanspraak op zijn rechtsbijstandsverzekeraar ter zake van de restschade en aldus tegen verlening van finale kwijting tussen klager en de rechtsbijstandsverzekeraar. Klager heeft dit aanbod van de rechtsbijstandsverzekeraar afgewezen.

1.8 Namens klager heeft een andere advocaat, mr. Z, zich op 21 januari 2013 bij verweerder gemeld, met het verzoek om informatie. Dit heeft geleid tot enige correspondentie tussen verweerder en mr. Z.

1.9 In februari 2014 heeft klager aan verweerder verzocht de zaak weer op te pakken. Daarop heeft verweerder klager medegedeeld dat zijn rechtsbijstand aan klager geëindigd was.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) op onjuiste wijze de geschillenregeling van de rechtsbijstandsverzekeraar van klager is uitgevoerd;

b) buiten klager om en in overleg met de deken (van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland) een advocaat als bindend adviseur is uitgezocht, zonder dat klager daarbij een keuze is gegeven en zonder dat de desbetreffende deken klager daarvan op de hoogte heeft gesteld;

c) verweerder heeft geweigerd om het eerder aan klager gedane aanbod tot betaling van EUR 2.100 na te komen;

d) verweerder de rechtsbijstand aan klager onaangekondigd en zonder beperking heeft beëindigd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder wijst op het feit dat hij pas bij klagers zaak betrokken is nadat de bindend adviseur een advies had gegeven en de rechtsbijstandsverzekeraar uit coulance toch de zaak aan hem in behandeling had gegeven. Voorts wijst verweerder op het feit dat klager tweemaal het schikkingsvoorstel van de rechtsbijstandsverzekeraar heeft afgewezen en dat dit schikkingsvoorstel alleen is gedaan op voorwaarde dat klager finale kwijting verleende aan de rechtsbijstandsverzekeraar.

3.2 Ten slotte stelt verweerder dat hij slechts binnen de kaders van de rechtsbijstandverzekering kan optreden, dat zijn rechtsbijstandverlening aan klager was geëindigd met de inschakeling van mr. Z. als nieuwe advocaat door klager en dat hij vanwege de daardoor ontstane vertrouwensbreuk tussen hem en klager de rechtsbijstand niet hoefde te hervatten.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a) en b)  heeft klager niet gesteld dat, of hoe verweerder betrokken was bij de uitvoering van de geschillenregeling tussen klager en de rechtsbijstandsverzekeraar of bij de totstandkoming van het bindend advies door mr. Y. Bovendien heeft verweerder in zijn verweer  - onbetwist door klager - gesteld dat hij pas nadien rechtsbijstand is gaan verlenen aan klager.

4.3 Zodoende is niet gebleken dat verweerder enig verwijt treft terzake van het in de klachtonderdelen a) en b) gestelde. Op die reden verklaart de voorzitter  klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.4 De voorzitter constateert dat klagers rechtsbijstandsverzekeraar, bij monde van verweerder, heeft aangeboden klager een schikkingsbedrag te betalen, waartegenover stond dat klager verder geen aanspraak meer zou maken op dekking onder zijn rechtsbijstandsverzekering en ook overigens finale kwijting aan zijn rechtsbijstandsverzekeraar zou verlenen. Klager heeft dit aanbod niet geaccepteerd.

4.5 Met klachtonderdeel c) verwijt klager aan verweerder dat hij het aanbod tot betaling van het schikkingsbedrag niet gestand doet. Klager miskent daarbij dat hij het gehele aanbod (dus inclusief finale kwijting door klager) heeft verworpen en dat de rechtsbijstandsverzekeraar niet aan klager heeft voorgesteld het schikkingsbedrag te betalen, zonder dat daar tegenover finale kwijting van klager staat.

4.6 Op grond van het voorgaande is het verwijt over het niet door verweerder nakomen van het eerdere schikkingsaanbod van de rechtsbijstandsverzekeraar onterecht. Klachtonderdeel c) is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d) overweegt de voorzitter dat het elke advocaat vrijstaat om zijn werkzaamheden voor een cliënt te beëindigen en om een (nieuwe) opdracht van een cliënt niet te aanvaarden. Als de vertrouwensbasis tussen advocaat en cliënt is vervallen, is de advocaat daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt daarbij te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.8 Met zijn brieven van 17 februari en 5 maart 2014 heeft verweerder ruimschoots aan deze eisen voldaan. Op dat moment liep er geen procedure, in welk kader klager procedurele schade kon ondervinden. Ook heeft verweerder klager verwezen naar zijn collega's op een andere vestiging van de rechtsbijstandsverzekeraar. Dit voert tot de conclusie dat ook klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond is.

4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 13 april 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.