ECLI:NL:TADRAMS:2015:106 Raad van Discipline Amsterdam 15-060A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:106
Datum uitspraak: 02-04-2015
Datum publicatie: 14-04-2015
Zaaknummer(s): 15-060A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: “Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Geen sprake van onzorgvuldig terugtrekken. Klacht kennelijk ongegrond.”

Beslissing van 2 april 2015

in de zaak 15-060A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 maart 2015 met kenmerk PvRA/RK, 4014-0474, door de raad ontvangen op 6 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is in 2011 door zijn werkgever op staande voet ontslagen. Een vordering van klager tot doorbetaling van loon is in kort geding afgewezen, waarna klager, die zich met dit oordeel niet kon verenigen, een second opinion heeft gevraagd aan twee advocatenkantoren. Beide advocatenkantoren hebben klager laten weten de zaak niet in behandeling te willen nemen, nu een hoger beroep naar hun oordeel kansloos was. Wel heeft één van beide advocatenkantoren, ter stuiting van de appeltermijn, een appeldagvaarding opgesteld en uitgebracht.

1.3 Klager heeft zich nadien tot verweerder gewend en hem verzocht klager bij te staan in het hoger beroep tegen voormelde beslissing in kort geding.

1.4 Verweerder heeft namens klager een herstelexploot doen uitbrengen en dit in februari 2012 ook aangebracht bij het gerechtshof. Verweerder heeft echter geen grieven genomen.

1.5 Bij e-mail van 13 juni 2013 heeft verweerder klager laten weten geen mogelijkheden te zien om met succes het hoger beroep af te ronden en/of steekhoudende grieven tegen het vonnis te formuleren. Verweerder heeft klager laten weten dat als hij het hoger beroep wilde doorzetten, verweerder zich op de eerstvolgende roldatum, te weten 18 juni 2013, zou terugtrekken, waarna klager twee weken de tijd had om een nieuwe advocaat in te schakelen.

1.6 Op 30 juli 2013 heeft het hof bij eindarrest het vonnis in eerste aanleg bekrachtigd.

1.7 Bij brieven van 30 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken en bij de Geschillencommissie Advocatuur over verweerder beklaagd. Op eenstemmig verzoek van partijen heeft in eerste instantie enkel de Geschillencommissie Advocatuur zich over de klacht gebogen. De Geschillencommissie heeft de klacht bij beslissing van 2 april 2014 ongegrond verklaard.

1.8 Bij brief van 25 juni 2014, door de deken ontvangen op 27 juni 2014, heeft klager zich (opnieuw) bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich ontijdig heeft onttrokken als advocaat van klager uit de procedure van klager bij het gerechtshof, zonder klager voldoende tijd te geven een andere advocaat te zoeken en vinden om de procedure over te nemen en een memorie van grieven te nemen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder acht de klacht ongegrond. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat (i) hij zich niet ontijdig heeft onttrokken, (ii) hij van klager onvoldoende relevante stukken had ontvangen om de zaak van klager in appel met succes te hebben kunnen afronden, (iii) hij klager assistentie heeft willen verlenen bij het vinden van een nieuwe procesvertegenwoordiger en (iv) hij klager geen schade heeft berokkend.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De voorzitter stelt voorop dat het een advocaat vrijstaat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen omdat de advocaat meent dat de zaak kansloos is, terwijl de cliënt de zaak wil doorzetten, is de advocaat zelfs ertoe gehouden zich terug te trekken. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. 

4.3 Op grond van de door partijen in het klachtdossier naar voren gebrachte standpunten en ingebrachte schriftelijke stukken, stelt de voorzitter – in lijn met de Geschillencommissie Advocatuur in haar beslissing van 2 april 2014 – vast dat (i) verweerder bij aanvang van zijn werkzaamheden aan klager heeft laten weten dat hij in beginsel voor klager in hoger beroep zou optreden, maar dat een succesvol hoger beroep van de zaak afhankelijk was van de door klager aan te leveren bewijsstukken, te weten in de procedure bruikbare ontlastende getuigenverklaringen, (ii) verweerder klager erop heeft gewezen dat de door klager in eerste aanleg ingebrachte verklaringen daartoe niet bruikbaar waren, (iii) verweerder klager bij herhaling om bruikbare bewijsstukken heeft verzocht, (iv) verweerder klager bij e-mail van 3 juni 2013 wederom heeft gevraagd of de betreffende bruikbare verklaringen er al waren, (v) klager daarop niet adequaat heeft gereageerd, waarna (vi) verweerder klager bij e-mail van 13 juni 2013 onder meer heeft bericht zich als advocaat te moeten onttrekken.

4.4 In voormelde e-mail van 13 juni 2013 heeft verweerder klager erop gewezen dat hij nog twee weken had om een nieuwe advocaat te vinden. Verweerder heeft klager bij e-mail van 24 juni 2013 laten weten dat de zaak op 2 juli 2013 weer zou dienen en bij e-mail van 26 juni 2013 klager uitdrukkelijk erop gewezen dat zich op 2 juli 2013 een nieuwe procesvertegenwoordiger op de rolzitting diende te stellen. Verweerder heeft klager daarbij bovendien verwezen naar het Juridisch Loket, alsmede naar advocaten die klager zouden kunnen bijstaan in het geval hij moeite had een advocaat te vinden.

4.5 De voorzitter stelt voorts vast dat klager bij e-mail van 14 juni 2013 verweerder heeft laten weten het standpunt en de beslissing van verweerder te begrijpen. Bij e-mail van 27 juni 2013 heeft klager onder meer aan verweerder geschreven:

"Helaas scheiden onze wegen overeenkomstig. Zoals u eindigde in uw mail levert dit inderdaad ook geen problemen voor mij. Ik wens u sterkte toe!"

4.6 Anders dan klager stelt, heeft verweerder zich niet twee werkdagen voor de dienende rolzitting onttrokken, maar heeft hij klager bij e-mail van 13 juni 2013 onder meer laten weten dat hij zich – op grond van genoemde omstandigheden – genoodzaakt zag zich te onttrekken, waarna klager twee weken de tijd had om een andere advocaat te vinden.

4.7 Weliswaar had klager daarmee een vrij korte termijn voor het vinden van een andere advocaat, echter gelet op hetgeen hiervoor door de voorzitter is overwogen en vastgesteld, kan in dit geval niet de conclusie worden getrokken dat verweerder in zijn zorgplicht is tekortgeschoten.De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 2 april 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.