ECLI:NL:TADRAMS:2015:10 Raad van Discipline Amsterdam 14-193NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2015:10
Datum uitspraak: 12-01-2015
Datum publicatie: 20-01-2015
Zaaknummer(s): 14-193NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Niet voldoende voortvarend optreden in echtscheidingszaak. Verweer tegen klacht niet onderbouwd. Klacht gegrond.

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak 14-193NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 juli 2014 met kenmerk 12-030, door de raad ontvangen op 18 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 4 november 2014. Verschenen zijn: klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 t/m 45 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 In februari 2011 heeft klaagster haar echtscheidingszaak in behandeling gegeven bij verweerder. Op 30 september 2011 heeft een viergesprek met de partijen en hun beider advocaten plaatsgevonden.

2.3 Vervolgens heeft klaagster verweerder diverse mails met informatie gezonden, met het verzoek om een reactie.

2.4 Op 3 augustus 2012 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken te ’s-Hertogenbosch over het uitblijven van actie van de zijde van verweerder. Wegens kantoorverhuizing is de klachtbehandeling overgenomen door de deken in het arrondissement Noord-Holland. Na verweer en de reactie daarop heeft verweerder bij brief van 2 november 2012 aangeboden alsnog zorg te dragen voor een snelle afwikkeling van de echtscheiding.

2.5 Inmiddels had verweerder klaagster op 27 augustus 2012 een aangepast concept voor een ouderschapsplan toegestuurd.

2.6 Verweerder heeft na 2 november 2012 de draad weer opgepakt en klaagster in januari 2013 geadviseerd genoegen te nemen met een lagere kinderalimentatie dan oorspronkelijk de bedoeling was omdat beide partijen in de WSNP wensten te komen. Bij brief van 14 maart 2013 aan de deken heeft klaagster echter opnieuw over vertraging geklaagd.

2.7 Op 16 augustus 2013 is de echtscheidingsbeschikking uitgesproken.

2.8 De gemachtigde van klaagster heeft de deken op 8 september 2013 bericht dat klaagster nog niets bekend is over de beschikking. Daarop heeft de deken op 2 oktober weer navraag bij verweerder gedaan. Verweerder heeft de deken op 3 oktober bericht dat vertraging is ontstaan aan de zijde van de wederpartij, die de beschikking van 16 augustus niet had ontvangen; en dat vervolgens weer vertraging is ontstaan bij het getekend retour zenden van de akte van berusting door de wederpartij.

2.9 Eind oktober 2013 is de echtscheidingsbeschikking in de registers ingeschreven.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder de  echtscheiding van klaagster onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Zo had hij ten tijde van het indienen van de eerste klacht hierover, op 3 augustus 2012, na een viergesprek dat plaatsvond op 30 september 2011, geen actie meer ondernomen en evenmin op terugbelverzoeken of e-mails gereageerd.

4. BEOORDELING

4.1 Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat over de voortvarendheid van de behandeling van een echtscheidingszaak. De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van de advocaat mag worden verwacht dat hij reageert op berichten van zijn cliënte en dat hij haar op de hoogte houdt van de stand van de werkzaamheden. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of een handelen of nalaten van een advocaat in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

4.2 Een probleem bij de beoordeling van de klacht is dat beide partijen hebben nagelaten stukken betreffende de onderliggende echtscheidingszaak in deze klachtprocedure in te brengen. De raad kan de in deze klachtzaak ingenomen standpunten dus niet of nauwelijks toetsen aan de relevante stukken.

4.3 Verweerder erkent dat bij de behandeling van de zaak vertraging is ontstaan. Verweerder stelt dat hij enige tijd lastig te bereiken is geweest en dat hij een moeilijke periode heeft doorgemaakt. Verweerder stelt ook dat de wederpartij niet tot medewerking te bewegen was en dat hij minder adequaat op de situatie reageerde vanwege wrijving met klaagster en haar gemachtigde. Daarvoor heeft verweerder ter zitting zijn excuses aangeboden aan klaagster. Verweerder erkent dan ook in grote lijnen de strekking van de klacht maar voert ook enkele specifieke verweren aan die – zo begrijpt de raad het verweer – de klachtwaardigheid weg zouden moeten nemen.

4.4 Ten aanzien van de periode die ligt tussen de intake (februari 2011) en de indiening van de klacht (3 augustus 2012) voert verweerder aan dat hij niet in actie kwam omdat klaagster lange tijd niet voldoende duidelijkheid kon geven over haar toekomstplannen: zij wist volgens verweerder niet of zij haar onderneming (een kinderdagverblijf) wilde behouden en of zij de echtelijke woning wilde/kon overnemen dan wel verkopen. Klaagster stelt daartegenover dat zij verweerder in deze periode meermalen heeft laten weten dat de zaak doorgang moest vinden omdat de situatie inmiddels veranderd was. Klaagster noemt concrete data waarop zij relevante informatie aan verweerder heeft doorgegeven.

4.5 Verweerder voert aan dat hij regelmatig heeft gereageerd, echter klaagster kon hem niet voldoende duidelijk maken wat haar toekomstplannen waren, zodat – zo begrijpt de raad – verweerder de vertaalslag naar een concreet verzoek met nevenvoorzieningen niet maakte. De raad kan gelet op de betwisting van verweerder en bij gebreke van de onderliggende stukken niet vaststellen dat klaagster in deze periode verweerder concreet om actie heeft gevraagd. Toch faalt het verweer. Gelet op de lange duur waarin verweerder geen actie ondernomen heeft lag het op de weg van verweerder om het (beweerdelijk overeengekomen) afwachtende beleid schriftelijk vast te leggen. Denkbaar is dat klaagster bij de aanvang van de zaak belang had bij vertraging van de echtscheiding en/of de verdeling  maar een dergelijke strategie dient dan wel schriftelijk te worden bevestigd aan klaagster. Verweerder heeft in de bewuste periode echter niet schriftelijk met klaagster gecommuniceerd. Het risico dat thans niet meer kan worden vastgesteld wat destijds tussen klaagster en verweerder is afgesproken moet daarom voor zijn rekening komen.

4.6 Na de indiening van de klacht heeft verweerder aangeboden de eigen bijdrage aan klaagster terug  te betalen en de zaak over te dragen aan een andere advocaat. Klaagster heeft toen een voorkeur uitgesproken voor afhandeling van de zaak door verweerder. In de verdere correspondentie tijdens de klachtprocedure is de klacht over een te trage behandeling van de zaak echter weer teruggekeerd. Verweerder heeft zich in januari 2013 op het standpunt gesteld dat nog sprake was van één geschilpunt, te weten de kinderalimentatie, waarover nog in januari 2013 echter overeenstemming is bereikt, nadat verweerder klaagster had geadviseerd het aanbod van de wederpartij te aanvaarden.

4.7 Verweerder heeft in de klachtprocedure geen stukken betreffende de echtscheidingszaak in het geding gebracht, zoals gedateerde concepten, bij de rechtbank ingediende stukken of correspondentie met klaagster of de wederpartij. Verweerder heeft daarmee de stelling van klaagster dat het tempo ook na de indiening van de klacht te wensen overliet niet voldoende gemotiveerd betwist. Een uitzondering betreft de laatste fase van de behandeling van de zaak, na het verkrijgen van de echtscheidingsbeschikking: klaagster heeft niet betwist dat toen buiten toedoen van verweerder vertraging is ontstaan bij de ondertekening van de akte van berusting aan de zijde van de wederpartij. Resumerend heeft verweerder niet aan de hand van zijn dossier aangetoond dat hij de zaak na november 2012 alsnog voldoende voortvarend is gaan behandelen.

4.8 De conclusie is dat de klacht over onvoldoende voortvarende behandeling van de echtscheiding van klaagster in de periode van september 2011 tot augustus 2012 en de periode van november 2012 tot aan de echtscheidingsbeschikking gegrond is.

5.1  MAATREGEL:

Verweerder heeft de echtscheiding van zijn cliënte onvoldoende voortvarend behandeld. Hij heeft echter ter zitting inzicht getoond in deze nalatigheid en verweerder heeft voorts geen tuchtrechtelijke antecedenten. Om die reden acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing geboden en passend.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door: mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga, G.J.W. Pulles, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. M.A.

 Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door;

- verweerder

- de  deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de  deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl