ECLI:NL:TADRAMS:2014:99 Raad van Discipline Amsterdam 13-365A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:99
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 15-04-2014
Zaaknummer(s): 13-365A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen medeadvocaat wegens een door die medeadvocaat in een klachtbrief geuite beschuldiging van falsificatie ongegrond.

Beslissing van 14 april 2014

in de zaak 13-365A

naar aanleiding van de klacht van:

mr.

advocaat te Amsterdam

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 november 2013 met kenmerk 40-13-0647, door de raad ontvangen op 2 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 februari 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 tot en met 20, zoals opgenomen op de bij de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gevoegde inventarislijst.

1.4 Deze klacht hangt samen met klachtnummer 13-366A, op welke klacht bij afzonderlijke uitspraak van heden is beslist.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster staat een cliënt bij in een langdurige juridische strijd met zijn

ex-echtgenote over (de zorg voor en omgang met) hun minderjarige kinderen.

2.3  Vanaf februari 2012 heeft klaagster de ex-echtgenote bijgestaan. In verband met een geschil over de uitvoering van een omgangsregeling heeft klaagster de cliënt van verweerster in kort geding gedagvaard. In de pleitnota voor dit kort geding – dat op 25 mei 2012 heeft plaatsgevonden – heeft klaagster gesteld dat haar cliënte het slachtoffer is geworden van huiselijk geweld. Zij heeft in dit verband een deel van de patiëntenkaart van haar cliënte als fotografische afbeelding in haar pleitnota opgenomen. Het betreft een verrichting van de toenmalige huisartsen van haar cliënte, te weten een door hen verzonden brief aan een collega, waarin zij de eerdere consulten van hun patiënte in verband met huiselijk geweld hebben genoemd. De essentie van die brief is door de huisartsen in de patiëntenkaart opgenomen.

2.4 Verweerster heeft, mede namens haar cliënt, op 14 januari 2013 een klacht ingediend tegen klaagster. Die klacht ziet onder meer op de feiten vermeld in 2.3. Het desbetreffende klachtonderdeel luidt dat klaagster in strijd met artikel 21 Wetboek van Rechtsvordering de rechter onvolledig heeft geïnformeerd door een zodanige selectie van citaten in haar pleitnota op te nemen dat de rechter onvolledig wordt geïnformeerd en op het verkeerde been wordt gezet. In de klachtbrief komt de volgende passage voor:

 “[Verweerster] onderbouwt [de beschuldiging van huiselijk geweld door de vader tijdens het huwelijk gepleegd] vervolgens met uit de patiëntenkaart van de moeder geknipte zinnen en plakt deze bij elkaar, waardoor bij de lezer de indruk ontstaat van huiselijk geweld. Deze selectie van citaten geven absoluut een misleidend beeld. Vervolgens stelde [verweerster] dat de enkelvoudige incidenten die uit haar verknipte weergave van de patiëntenkaart “afgeleid” kunnen worden “dus” een structureel karakter kennen. Wat hier [verweerster] wordt tegengeworpen is dat zij wezenlijk is overgegaan tot de manifeste verdraaiing van medische gegevens – welk oordeel haar niet toekomt – maar zij bovenal in strijd handelt met art. 21 Rv. en artikel 4, 30 Gedragsregels: de waarheid weergeven aan de rechter. De genoemde selectie van citaten vormen een falsificatie.”

2.5 De raad heeft het desbetreffende klachtonderdeel in zijn beslissing van heden (onder nummer 13-366A) ongegrond verklaard. 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster in de door haar mede namens haar cliënt ingediende klacht klaagster heeft beschuldigd van manifeste verdraaiing en falsificatie van medische gegevens, terwijl voor die beschuldiging geen, laat staan een deugdelijke grondslag bestaat, hetgeen verweerster heeft geweten althans redelijkerwijs had kunnen (en dus behoren) te weten.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan. 

5 BEOORDELING

5.1 De klacht ziet op de hiervoor in 2.4 aangehaalde passage uit de klachtbrief van verweerster van 14 januari 2013. Verweerster had klaagster eerst met haar verwijt moeten confronteren en daar een reactie op moeten vragen, zo stelt klaagster. Thans heeft zij zonder grond de integriteit van klaagster ter discussie gesteld en daarmee het vertrouwen dat de samenleving in de beroepsgroep van advocaten moet kunnen stellen.

5.2 Verweerster heeft in haar reactie op de klacht vooral benadrukt dat het haar niet gaat om de juistheid van de geciteerde zinnen uit de patiëntenkaart zelf. De klacht ziet vooral op de conclusie die klaagster verbindt aan een paar zinnen uit de patiëntenkaart, die veel uitgebreider is dan deze zinnen. Door het opnemen van die paar zinnen wordt een volledig vertekend beeld gegeven van de werkelijkheid.

5.3 Dit verweer vindt naar het oordeel van de raad steun in de bewuste klachtbrief en de klachtomschrijving die verweerster aan het slot van die brief zelf geeft. Weliswaar is de woordkeus van verweerster in de bestreden passage van haar klachtbrief ongelukkig geweest; klachtwaardig handelen van verweerster levert dit niet op. Hierbij acht de raad van belang dat klaagster in haar pleitnota of anderszins niet had toegelicht dat het een fotografische afbeelding was en evenmin dat de afgebeelde verrichting een brief was die de huisartsen aan een collega hadden verzonden en waarvan zij de inhoud in de patiëntenkaart hadden samengevat. Voorts staat vast dat de bewuste brief aan de collega wel degelijk een selectie van citaten uit de patiëntenkaart inhield, zij het dat die selectie niet door klaagster maar door de huisartsen was gemaakt. Dit laatste was uit de fotografische afbeelding echter niet kenbaar. In ieder geval is niet komen vast te staan dat verweerster wist of redelijkerwijs had moeten weten dat voor haar beschuldiging geen enkele grond bestond. Om die reden acht de raad de klacht niet gegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A. de Groot, G.J.W. Pulles, B. Roodveldt, M.W. Schüller leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl