ECLI:NL:TADRAMS:2014:87 Raad van Discipline Amsterdam 13-335A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:87
Datum uitspraak: 08-04-2014
Datum publicatie: 09-04-2014
Zaaknummer(s): 13-335A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: “Verzetzaak. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Verzet gegrond, klachten ongegrond.”

Beslissing van 8 april 2014

in de zaak 13-335A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 november 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 7 november 2013 met kenmerk 4013-0579, door de raad ontvangen op 11 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 28 november 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 november 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 5 december 2013 door de raad ontvangen op 9 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2014 in aanwezigheid van klager, verweerder en mr. X als gemachtigde van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 december 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager was van 1997 tot 2007 directeur van Stichting A. Verweerder is in 2010 benoemd als bewindvoerder van Stichting A. en vervolgens als curator in het daarop gevolgde faillissement van Stichting A.

2.3 Voorafgaand aan de surseance en het faillissement heeft klager geprocedeerd tegen Stichting A. over diverse aspecten rond zijn ontslag in 2007. Na faillissement heeft klager enkele vorderingen ter verificatie ingediend. Verweerder heeft deze vorderingen betwist op de verificatievergadering. Daarop is een renvooiprocedure gevolgd tussen verweerder en klager. In deze procedure heeft de rechtbank klager in het gelijk gesteld, waarna verweerder in hoger beroep is gegaan. Het hoger beroep is geëindigd door niet-ontvankelijkverklaring van verweerder wegens het niet tijdig indienen van de memorie van grieven.

2.4 Verweerder heeft daarnaast op grond van bestuurdersaansprakelijkheid circa EUR 450.000 van klager gevorderd en in dat kader conservatoir beslag laten leggen op onder meer bankrekeningen van klager. Het beslagrekest heeft verweerder gehecht aan een faillissementsverslag, welk verslag gepubliceerd is op de website van het (toenmalige) kantoor van verweerder.

2.5 Klager heeft een klacht tegen verweerder ingediend bij de toetsingscommissie van Insolad. Deze toetsingscommissie heeft de klacht van klager tegen verweerder ongegrond verklaard.

2.6 De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder heeft jegens de failliete boedel de aansprakelijkheid van verweerder erkend ten aanzien het niet tijdig indienen van de memorie van grieven in de renvooiprocedure.

2.7 Bij brief met bijlagen van 24 juni 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij een beslagrekest tegen klager heeft ingediend waarin onnodige, grievende en beledigende opmerkingen jegens klager zijn gemaakt, welk beslagrekest op het internet is gepubliceerd. Daardoor zijn klager en zijn zoon in hun goede naam aangetast.

b) hij in de renvooiprocedure in eerste aanleg heeft aangedrongen op een snelle beslissing, terwijl hij in hoger beroep de procedure onnodig heeft getraineerd. Daardoor is klager op extra rechtsbijstandskosten gejaagd.

c) hij ten onrechte klager aanspreekt als voormalig bestuurder van de Stichting A., terwijl hij de bestuurders die nog in functie waren ten tijden van het faillissement van de Stichting A. dient aan te spreken.

d) hij herhaaldelijk het belang van de boedel ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen belangen als advocaat door bijvoorbeeld achtereenvolgens vier verschillende kantoorgenoten in te huren om een procedure tegen klager te voeren.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klager heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat in de beslissing van de voorzitter zijn klacht te beperkt is opgevat, aangezien de voorzitter onderdeel d) ten onrechte in zijn beslissing niet heeft meegenomen.

4 BEOORDELING

4.1 In het verzet heeft klager aangevoerd dat in de bestreden beslissing de klachtonderdelen niet zijn weergegeven zoals klager ze in de klacht en aanvullende correspondentie heeft omschreven.

4.2 Gelet op het dossier onderschrijft de raad dit bezwaar van klager tegen de voorzittersbeslissing van 28 november 2013. In die voorzittersbeslissing komt klachtonderdeel d) niet aan bod terwijl klager dit onderdeel in de brief van 24 juni 2013 reeds aan de orde stelt. Dit leidt ertoe dat de klachtonderdelen dienen te luiden zoals hiervoor onder 3.1 is vermeld.

4.3 De in het verzetschrift aanvullend geformuleerde klachten maken geen onderdeel uit van de klacht zoals deze aan de raad is voorgelegd. Uitbreiding van de klacht in verzet of hoger beroep is niet mogelijk.

4.4 Hetgeen onder 4.2 is overwogen brengt mee dat de beslissing van de voorzitter van 28 november 2013 niet in stand kan blijven en dat het verzet gegrond is. Vervolgens zal de raad, met inachtneming van het voorgaande, de onderdelen van de klacht opnieuw beoordelen.

Ad d)

4.5 Klager maakt bezwaar tegen de stappen die door verweerder in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement al dan niet zijn ondernomen. Concreet stelt klager dat verweerder het belang van de boedel ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen belang als advocaat.

4.6 Met betrekking tot verweerder geldt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.7 Van een zodanige gedraging is de raad uit de stukken en het verhandelde ter zitting echter niet gebleken. Klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

Ad a) tot en met c)

4.8 Terzake van klachtonderdelen a) tot en met c) is in de behandeling van het verzet niet gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot een andere beoordeling dan die van de voorzitter. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter deze klachtonderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.9 Gelet op het bovenstaande zijn klachtonderdelen a) tot en met c) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. K. Straathof, J.H.P. Smeets, M.J. Westhoff, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2014.

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing, ten aanzien van klachtonderdelen a), b) en c) geen hoger beroep worden ingesteld.

Van deze beslissing kan ten aanzien van klachtonderdeel d) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl