ECLI:NL:TADRAMS:2014:79 Raad van Discipline Amsterdam 13-370NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2014:79 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2014 |
Datum publicatie: | 18-03-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-370NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Klacht gegrond, zonder maatregel |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar in verband met excessief declareren nadat de raad van tucht een declaratie met 80% heeft gematigd. bezwaar gegrond, geen maatregel opgelegd vanwege het feit dat verweerster onmiddellijk tot terugbetaling aan de cliënt is overgegaan, en het feit dat de begrotingsprocedure en het daaruit voortvloeiende bezwaar is geïnitieerd nadat verweerster zelf hulp bij het bureau van de orde heeft gezocht. |
Beslissing van 10 maart 2014
in de zaak 13-370NH
naar aanleiding van het bezwaar van:
De deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Noord-Holland
de heer mr.
deken
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 6 december 2013, door de raad ontvangen op 10 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van (i) de hiervoor genoemde brief aan de raad van 6 december 2013 met de stukken 1 t/m 8 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst, (ii) de brief van verweerster van 7 januari 2014 aan de raad met het aanvullende stuk genummerd 9 dat een viertal producties bevat, (iii) de brief van de deken van 8 januari 2014 met bijlagen, (iv) de brief van mr. Laus namens verweerster van 10 januari 2014 aan de raad, met de producties 5 t/m 13, en (v) de brief van mr. Laus namens verweerster van 10 januari 2014 aan de raad, met de productie 14.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft als advocaat opgetreden in een zaak betreffende de ontruiming van een onroerende zaak. In verband met de behandeling van die zaak heeft verweerster twee declaraties aan haar cliënt verzonden met een beloop van in totaal EUR 2.540,91 (incl. BTW, kantoorkosten en verschotten). De declaraties zijn deels onbetaald gebleven.
2.3 Op 18 maart 2013 heeft verweerster haar declaraties bij de raad van toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de raad van toezicht) ter begroting ingediend. De raad van toezicht heeft na onderzoek op 17 oktober 2013 beslist op het begrotingsverzoek en de declaraties begroot op EUR 477,90, en bepaald dat het verschil tussen dat bedrag en het door de cliënt reeds betaalde bedrag diende te worden terugbetaald. Naar aanleiding van de beslissing van de raad van toezicht heeft verweerster een bedrag van EURO 1.235,74 aan haar cliënt terugbetaald. Tegen die beslissing van de raad van toezicht is geen rechtsmiddel ingesteld.
3 KLACHT
Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij excessief heeft gedeclareerd, hetgeen blijkt uit het feit dat de raad van toezicht haar declaratie in de begrotingsprocedure met 81% heeft gekort.
4 BEOORDELING
4.1 De raad overweegt dat sprake kan zijn van excessief declareren en daarmee van tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen indien de raad van toezicht in het kader van een begrotingsprocedure een declaratie aanzienlijk heeft gekort.
4.2 De raad overweegt dat zulks aan de orde is, nu de korting door de raad van discipline in deze zaak 81% bedroeg, hetgeen naar het oordeel van de raad meer dan aanzienlijk is. Verweerster heeft als verweer aangevoerd dat zij het oneens is met de begroting die is vastgesteld door de raad van discipline. De raad overweegt te dien aanzien dat de inhoudelijke bezwaren van verweerster tegen de wijze van begroting buiten het bereik van de behandeling door de raad van discipline vallen, en dat de begroting door de raad van toezicht is komen vast te staan doordat daar geen rechtsmiddel tegen is ingesteld.
4.3 Gelet op vaste jurisprudentie van het hof van discipline is de raad van oordeel dat hierdoor sprake is van excessief declareren en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.
4.4 Verweerster voert voorts als verweer aan dat zij zelf om de begroting heeft verzocht op advies van het bureau van de Orde, nadat een deel van de declaraties van verweerster onbetaald bleef. Zij voert voorts aan dat zij onmiddellijk nadat zij de beslissing van de raad van toezicht ontving, het naar het oordeel van de raad van toezicht te veel betaalde heeft terugbetaald aan haar cliënt. Zij ging er vanuit dat daarmee de kous af was.
4.5 De raad overweegt dat deze omstandigheden niet afdoen aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de gedraging, nu verweerster ervan op de hoogte had moeten zijn dat op grond van de tuchtrechtelijke jurisprudentie de begroting van de raad van toezicht de basis kan vormen voor het oordeel dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
4.6 De raad overweegt evenwel dat gelet op de omstandigheden van het geval, waarin het verweerster zelf was die hulp zocht bij het bureau van de Orde en zij tot terugbetaling aan de cliënt is overgegaan, de oplegging van een maatregel uit het oogpunt van proportionaliteit passend noch geboden is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerster geen maatregel op.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, G.J.W. Pulles, A.M. Vogelzang, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl