ECLI:NL:TADRAMS:2014:65 Raad van Discipline Amsterdam 13-293A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:65
Datum uitspraak: 11-03-2014
Datum publicatie: 13-03-2014
Zaaknummer(s): 13-293A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van partij over advocaat wederpartij. Verweerder zou zich onnodig grievend hebben uitgelaten en onware stellingen hebben verkondigd. De raad oordeelt dat verweerders uitlatingen door de beugel kunnen en klager niet persoonlijk betreffen. De klacht over de onware stellingen is ongegrond, althans de juistheid van het verwetene kan niet worden vastgesteld. Klacht in alle onderdelen ongegrond.  

Beslissing van 11 maart 2014

in de zaak 13-293A

naar aanleiding van de klacht van:

1. BV

2. De heer

klagers

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 september 2013 met kenmerk 4013-0495, door de raad ontvangen op 26 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2014 in aanwezigheid van klager sub 2 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de  stukken genummerd 1 t/m 18 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klagers zijn als procespartij (klager sub 1) en bestuurder daarvan (klager sub 2) betrokken bij een huurgeschil met betrekking tot een aantal bedrijfspanden. Namens klager sub 1 is in dat geschil gevorderd om voor recht te verklaren dat klager sub 1 geen (betalings)verplichting (meer) jegens haar wederpartij heeft. In dit geding is verweerder opgetreden als advocaat van de verhuurder.

2.3 In de processtukken heeft verweerder onder meer gesteld dat toewijzing van het gevorderde ertoe zou leiden dat “betaling van de huurpenningen” aan de cliënte van verweerder “illusoir” zou worden, nu de betreffende vennootschap naar verweerder stelt – zakelijk weergegeven – nauwelijks over activa beschikt. Bovendien heeft verweerder in de processtukken ten aanzien van de strategie van de wederpartij gesproken over “doortraptheid, komende uit de trukendoos van X B.V.”.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zich in de processtukken bij voortduring onnodig grievend jegens klagers uitlaat;

b) feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die gegevens onjuist zijn;

c) ten onrechte stelt dat klager sub 2 financiële gegevens heeft achter¬gehouden.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid.

4.2 Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich in of buiten rechte niet hetzij schriftelijk hetzij mondeling onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Deze beperking van de vrijheid van de advocaat strekt niet alleen ter bescherming van de wederpartij die zich gegriefd zou kunnen voelen door bepaalde uitlatingen, maar is in onze democratische samenleving dringend noodzakelijk in het belang van een behoorlijke rechtsbedeling, waarin de advocaat binnen en buiten het hem toegekende procesmonopolie een wezenlijke rol vervult. Dat belang is erbij gebaat dat ook in conflicten waarbij de emoties hoog oplaaien op waardige wijze en op zakelijke toon wordt gedebatteerd.

4.3 De vrijheid van de advocaat vindt tevens beperking in het feit dat hij van zijn cliënte verkregen feitelijke gegevens slechts mag aanvoeren voor zover hij niet weet, of behoort te weten, dat die gegevens onjuist zijn.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. Klagers voelen zich in eer en goede naam aangetast door de uitlatingen van verweerder. De Raad heeft daar begrip voor maar welbeschouwd kan niet worden gezegd dat verweerder met zijn uitlatingen ‘op de man heeft gespeeld’. De bedoelde uitlatingen hebben namelijk niet direct betrekking op klagers zelf, maar op de gang van zaken zoals die volgens verweerder beweerdelijk is geweest. Alhoewel de toon van de uitlatingen niet de schoonheidsprijs verdient, kunnen de uitlatingen niet worden gekwalificeerd als onnodig grievend jegens klagers. De grens van het tuchtrechtelijk toelaatbare is hier niet overschreden.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. De hem verweten beweringen van verweerder betreffen de financiële stand van zaken binnen klager sub 1. Verweerder heeft zich daarbij beroepen op jaarcijfers, afkomstig van de Kamer van Koophandel, en zijn beweringen betreffen dan ook de uitleg daarvan. Voor zover deze jaarcijfers de beweringen van verweerder niet kunnen dragen, is het oordeel daarover voorbehouden aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter. De vrijheid die verweerder als advocaat van de wederpartij heeft, is weliswaar begrensd doordat hij, met verwijzing naar de bovengenoemde maatstaf, geen beweringen mag doen waarvan hij weet of behoort te weten dat die feitelijk onjuist zijn, maar het is niet komen vast te staan dat verweerder die grens is gepasseerd. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c) geldt het volgende. Verweerder wordt verweten dat hij ten onrechte heeft gesteld dat klager sub 2 gegevens zou hebben achtergehouden. Of dat zo is kan de raad niet vaststellen. Dientengevolge kan de raad ook niet beoordelen of verweerder zijn stelling ten onrechte heeft gedaan, laat staan dat verweerder daarmee de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden. Ook klachtonderdeel c) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, J.M. van der Laar, H.B. de Regt, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 maart 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post (NIEUW ADRES!)

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging (NIEUW ADRES!)

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  .

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl