ECLI:NL:TADRAMS:2014:59 Raad van Discipline Amsterdam 14-038A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:59
Datum uitspraak: 11-03-2014
Datum publicatie: 12-03-2014
Zaaknummer(s): 14-038A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klachten tegen eigen advocaat over gebrekkige communicatie en bijstand in strafzaak kennelijk ongegrond. Evenmin sprake van excessief declareren.

Beslissing van 11 maart 2014

in de zaak 14-038A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam   

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 11 februari 2014 met kenmerk 4013-1187, door de raad ontvangen op 13 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

De strafzaak

1.2 Verweerder heeft klager in de periode juli 2012 tot oktober 2013 bijgestaan in een strafzaak.

1.3 Verweerder heeft klager schriftelijk geïnformeerd over de data van de pro forma zitting en de inhoudelijke behandeling van de zaak en bericht dat zijn kantoorgenoot klager zou bijstaan in het hoger beroep tegen het bevel gevangenhouding. Verweerder heeft klager een afschrift gestuurd van het proces-verbaal van de behandeling in de raadkamer.

1.4 Verweerder heeft klager in augustus 2012 bezocht in het Huis van Bewaring, de verdediging met klager besproken en hem verzocht een overzicht op te stellen van zijn financiële situatie van voor en na het hem ten laste gelegde strafbare feit, hetgeen klager heeft gedaan. Verweerder heeft klager op een specifiek onderdeel om een nadere toelichting gevraagd, welke toelichting klager verweerder heeft verstrekt. Omdat de toelichting van klager haaks stond op de financiële analyse van de verbalisanten in de zaak, heeft verweerder klager bericht dat hij het noodzakelijk achtte een deskundige te laten benoemen en een aantal getuigen te horen. Verweerder heeft voor deze stappen klagers toestemming gevraagd.

1.5 Klager heeft verweerder bij brief van 5 december 2012 verzocht met hem een verdedigingsstrategie te bespreken voor de zitting van 20 december 2012. Verweerder heeft hierop bij brief van 10 december 2012 geantwoord dat aangezien het een pro forma-zitting betreft, de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak zou ingaan en voorts dat veel van de door klager opgeworpen vragen vooruitlopend op de getuigenverhoren nog niet konden worden beantwoord. Verweerder heeft voorts opgemerkt dat er goede redenen waren om een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in te dienen. Dit verzoek is vervolgens ingediend en gehonoreerd.

1.6 Tijdens een bespreking begin februari 2013 ten kantore van verweerder heeft klager nogmaals zijn brief van 5 december 2012 aan verweerder overgelegd. In een daarop volgende e-mail heeft klager verweerder bedankt voor het informatieve onderhoud. In een ongedateerde brief heeft klager nadien uitvoerig zijn visie op de zaak uiteengezet ter voorbereiding op het pleidooi. Verweerder heeft de zaak ter zitting van 25 april 2013 bepleit aan de hand van een uitvoerige pleitnota. Verweerder heeft tegen het vonnis appel ingesteld.

1.7 Klager wordt in appel inmiddels bijgestaan door een andere advocaat.

De declaraties

1.8 Bij brief van 26 juli 2012 heeft verweerder klager bericht dat, ofschoon klager in aanmerking kwam voor kosteloze rechtsbijstand, verweerder uitsluitend als gekozen raadsman zou optreden, hetgeen betekende dat klager de kosten van rechtsbijstand zelf diende te voldoen. In deze brief heeft verweerder erop gewezen dat de kosten voor zijn bijstand EUR 500 per uur bedragen vermeerderd met 7% kantoorkosten en BTW en verzocht om een depot waaruit de kosten zouden worden voldaan. Voorts heeft verweerder vermeld dat hij geen vast totaalbedrag voor zijn bijstand pleegt overeen te komen en dat, indien het depot ontoereikend is, hij daarop een aanvulling zal verzoeken. Verweerder heeft eveneens onder de aandacht van klager gebracht dat hij zijn bijstand in voorkomende gevallen in samenwerking met zijn kantoorgenoten verleent, en hun uurtarieven medegedeeld.

1.9 Verweerder heeft klager in 2012 in totaal vier declaraties gestuurd en wel in de maanden augustus, september, oktober en november. In 2013 heeft verweerder klager in de maanden januari, maart, april, mei, juni en juli in totaal zes declaraties gestuurd. Bij de declaraties zijn urenspecificaties gevoegd.

1.10 Klager heeft een aantal voorschotten betaald van in totaal EUR 21.000. De declaraties tot en met april 2013 zijn verrekend met deze voorschotten. Op de betreffende declaraties is steeds het bedrag vermeld dat na verrekening ten gunste van klager in depot resteerde. Na verrekening van de declaratie van april 2013, die betrekking had op de periode 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013, resteerde een depotbedrag van EUR 51,68.

1.11 Voor de werkzaamheden in de periode 1 april 2013 tot en met 30 april is in mei 2013 een bedrag gedeclareerd van EUR 18.428,61. De werkzaamheden van verweerder en een kantoorgenoot bestonden blijkens de specificatie onder meer uit de bestudering van het dossier, het opstellen van een pleitnota en het bijwonen van de zitting. De in juni 2013 en juli 2013 verzonden declaraties betreffen bedragen van respectievelijk EUR 1.478,12 en EUR 873,92. De werkzaamheden betreffen het opstellen van een appelschriftuur.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klager niets, dan wel onvoldoende heeft medegedeeld over de in de zaak van klager te volgen strategie, bewijsvoering en (tegen)argumentatie en dat klager zelf navraag moest doen en verweerder niets uit zichzelf meedeelde;

b) verweerder klager niet, althans onvoldoende, heeft geïnformeerd over de gang van zaken tijdens het onderzoek ter zitting en tijdens de pauze van de zitting niet beschikbaar was voor steun of raad, ondanks meerdere verzoeken van klager daartoe;

c) verweerder vijf minuten voor aanvang van de zitting arriveerde, hetgeen door klager gewenst overleg voorafgaand aan de zitting onmogelijk maakte;

d) de declaraties van verweerder, die gezamenlijk EUR 39.000 bedragen, te hoog zijn en niet in overeenstemming met de gemaakte afspraak op basis van voorschotten te werken en verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken tot nadere uitleg over hoe de nota tot stand is gekomen of verzoeken tot urenverantwoording;

e) verweerder, ondanks klagers verzoek daartoe, geen begroting heeft opgesteld van de te verwachten kosten terwijl dat wel gebruikelijk is;

f) een verdubbeling van de door verweerder genoemde schatting van de kosten van rechtsbijstand van EUR 20.000 à EUR 25.000 ongehoord is.

3 BEOORDELING

3.1 Ten aanzien van klachtonderdelen a), b) en c) stelt de voorzitter voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Verweerder heeft blijkens de stukken van het klachtdossier die aanpak in brieven en tijdens twee besprekingen met klager aan klager uiteengezet. Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor klagers verwijten in klachtonderdeel a) dat verweerder niets uit zichzelf meedeelde en klager zelf steeds navraag moest doen.

3.2 In dit verband overweegt de voorzitter voorts dat het op de weg van de cliënt ligt om, zodra hij het met de werkwijze of bejegening van zijn advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Deze kan dan trachten het verschil van mening te overbruggen en, als dit niet mogelijk blijkt, zijn werkzaamheden beëindigen. Gesteld noch gebleken is echter dat klager zich eerder dan in zijn klachtbrief aan de deken van 1 november 2013, derhalve ruimschoots na de strafzitting en het vonnis, waartegen verweerder bovendien op verzoek van klager appel had ingesteld, en na ontvangst van een hoge declaratie in mei 2013, bij verweerder heeft beklaagd over gebrekkige communicatie en onvoldoende begeleiding door verweerder.

3.3 Klager heeft voorts tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder van de verwijten die klager hem met klachtonderdeel b) maakt geen concrete feiten of omstandigheden gesteld, die tot gegrondbevinding van dit klachtonderdeel kunnen leiden.

3.4 Klachtonderdeel c) dient reeds te stranden omdat de voorzitter op basis van het klachtdossier niet kan vaststellen dat klager zijn wens om over de zaak te overleggen voor aanvang van de zitting aan verweerder kenbaar heeft gemaakt.

3.5 Gelet op het voorgaande komt de voorzitter tot de conclusie dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als advocaat had behoren te betrachten ten opzichte van klager. Klachtonderdelen a), b) en c) zijn derhalve kennelijk ongegrond.

3.6 De klachtonderdelen d), e) en f) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

3.7 De voorzitter stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt – zeker ook over de financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen.

3.8 Verweerder heeft in zijn brief van 26 juli 2012 de financiële voorwaarden voor zijn dienstverlening uiteengezet. Verweerders uurtarief was klager hierdoor bekend, hetgeen klager ook heeft erkend. Verweerder heeft klager in genoemde brief voorts expliciet onder de aandacht gebracht dat hij geen vast totaalbedrag voor zijn bijstand pleegt overeen te komen. Nog daargelaten of klager om een begroting heeft verzocht, treft het verwijt, dat verweerder klager geen begroting vooraf heeft verstrekt van de totale kosten, gelet op deze brief geen doel.

3.9 Vaststaat voorts dat de doorgaans maandelijks verzonden declaraties vergezeld gingen van een specificatie van de verrichte werkzaamheden en de daaraan bestede tijd. Het verwijt dat verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken tot urenverantwoording is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, dan ook ongegrond. Dat verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken om nadere uitleg over hoe de nota tot stand is gekomen kan de voorzitter op grond van het klachtdossier evenmin vaststellen, zodat ook dit verwijt ongegrond is.

3.10 Gelet op het feit dat klager een aantal voorschotten heeft betaald en de tot april 2013 verzonden declaraties zijn verrekend met het depot, stelt de voorzitter vast dat - conform de financiële voorwaarden in de brief van 26 juli 2012 - om aanvulling van het depot is gevraagd, zodra dit ontoereikend was om de kosten te voldoen. In april 2013, de maand van de strafzitting, was het depot nagenoeg leeg. Weliswaar heeft verweerder op dat moment geen nader voorschot gevraagd, maar klager moet hebben begrepen dat de kosten in april 2013 nog aanzienlijk zouden zijn, omdat in die maand de (inhoudelijke) zitting zou plaatsvinden met alle daaraan voorafgaande werkzaamheden en daarmee gemoeide kosten. Daarbij acht de voorzitter het van belang dat klager het oplopen van de kosten kon volgen doordat hij iedere maand een gespecificeerde nota ontving.

3.11 Voor zover klager beoogt te klagen over de hoogte van de declaraties, merkt de voorzitter op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan is niet gebleken.

3.12 Het enkele feit dat verweerder bij het begin van de zaak mondeling heeft medegedeeld dat klager moest rekenen op een totaal te betalen bedrag van EUR 20.000 à EUR 25.000, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat sprake is van excessief declareren. Door verschillende, vooraf niet altijd te voorspellen omstandigheden, kan een zaak anders verlopen dan voorzien en tot meer kosten leiden. Van belang is dat klager het verloop van de gemaakte kosten kon volgen via de maandelijks door hem ontvangen, gespecificeerde declaraties.

3.13 Dit alles leidt tot het oordeel dat ook klachtonderdelen d), e) en f) kennelijk ongegrond zijn.

3.14 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moeten worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 11 maart 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.