ECLI:NL:TADRAMS:2014:52 Raad van Discipline Amsterdam 14-020A + 14-021A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:52
Datum uitspraak: 28-02-2014
Datum publicatie: 05-03-2014
Zaaknummer(s): 14-020A + 14-021A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerders zouden klagers aan het lijntje hebben gehouden, hebben nagelaten een overeenkomst te ontbinden en hebben nagelaten om hoger beroep in te stellen. De feiten die aan verweerder worden verweten zijn niet komen vast te staan. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.  

Beslissing van 28 februari 2014

in de zaken 14-020A en 14-021A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

1. mevrouw mr.

2. de heer mr.

advocaten te Amsterdam

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 28 januari 2014, door de raad ontvangen op 30 januari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is in 2010 betrokken geraakt bij een arbeidsgeschil met haar voormalige werkgever X. Voorganger van verweerders, mr. Y heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een schikking met X, welke schikking is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.

1.3 Klaagster heeft zich in verband met de vermeende niet nakoming van haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst door X begin 2011 tot verweerders gewend. In dat kader hebben verweerders, die gezamenlijk in het dossier voor klaagster hebben opgetreden, bij de kantonrechter namens klaagster een procedure tegen X aanhangig gemaakt. Op 20 juli 2012 heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen, waarin de vorderingen van klaagster grotendeels zijn afgewezen.

1.4 X heeft in de procedure een door beide partijen ondertekend exemplaar van de vaststellings¬overeenkomst overgelegd. Klaagster beschikt zelf over een niet door haar ondertekend exemplaar van die vaststellingsovereenkomst.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu zij:

a. klaagster gedurende anderhalf jaar aan het lijntje hebben gehouden doordat zij telkens van verweerders te horen kreeg dat in de procedure die zij voor haar voerden, uitstel was gevraagd door haar wederpartij of door de rechter;

b. hebben nagelaten een vaststellingsovereenkomst te ontbinden en “de handtekening terug te halen”; en

c. hebben nagelaten om hoger beroep in te stellen.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2 De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De voorzitter stelt in dit kader voorop dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, meebrengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 9 lid 2).

3.3 De klachtonderdelen zullen in het navolgende afzonderlijk worden behandeld.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. In het klachtdossier bevinden zich kopieën van de in klaagsters zaak met haar gevoerde correspondentie. Daaruit blijkt dat verweerders veelvuldig contact met klaagster hadden over de behandeling van de zaak en dat er met regelmaat met haar is gecorrespondeerd onder toezending van de relevante stukken in kopie dan wel in concept. Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster door verweerders voldoende op de hoogte gehouden. Klaagsters stelling dat zij aan het lijntje is gehouden is daarmee gemotiveerd en gedocumenteerd betwist en de feitelijke juistheid van haar stelling is dan ook niet vast te stellen. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

3.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Ten aanzien van de ont¬binding van de vaststellingsovereenkomst hebben ver¬weerders gemoti-veerd en gedocumenteerd betwist dat zij met klaagster hebben gesproken over ontbinding van de vaststellingsovereenkomst. De juistheid van klaagsters stelling te dien aanzien is dan ook niet vast te stellen.

3.6 Onduidelijk is wat klaagster bedoelt met het “[terughalen van] de hand-tekening”. Uit het klachtdossier blijkt dat klaagster de authenticiteit van haar eigen handtekening, die op de door X in het geding gebrachte vast¬stellings-overeenkomst staat, betwist. Verweerders hebben voldoende inzichtelijk gemaakt dat zij dat punt in de procedure bij de kantonrechter aan de orde hebben gesteld en dat zij klaagster bovendien hebben aangeraden om aangifte te doen. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerders daarmee niet het noodzakelijke jegens klaagster zouden hebben gedaan. Klachtonderdeel b) is ook kennelijk ongegrond.

3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c) geldt ten slotte het volgende. Verweer-ders hebben gemotiveerd betwist dat zij van klaagster de opdracht hebben ontvangen om hoger beroep in te stellen. Dat wordt gestaafd door een brief aan klaagster van 10 oktober 2012, dat wil zeggen gerekend vanaf de datum van het eindvonnis nog binnen de termijn van drie maanden om hoger beroep in te stellen, waarbij het procesdossier aan klaagster wordt geretour¬neerd. Feitelijk is dan ook niet vast komen te staan dat verweerders namens klaagster hoger beroep zouden instellen. Klachtonderdeel c) is ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 28 februari 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.