ECLI:NL:TADRAMS:2014:44 Raad van Discipline Amsterdam 13-286NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:44
Datum uitspraak: 11-02-2014
Datum publicatie: 12-02-2014
Zaaknummer(s): 13-286NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisadvocaat van voormalig werkgever van klager. Verweerder zou zijn geheimhoudingsplicht hebben geschonden door vertrouwelijke informatie, verkregen tijdens bemiddelingsgesprekken over een eventueel vertrek van klager, aan het FD te hebben verschaft. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 11 februari 2014

in de zaak 13-286NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 september 2013 met kenmerk 13-198, door de raad ontvangen op 19 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 12, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager en de heer W. waren beide oprichter en eigenaar van een bedrijf, Bureau U.

2.3 Bureau U is in 2009 gefuseerd met een ander bedrijf genaamd J. Vanaf de fusie waren klager en de heer W. beide werkzaam als directeur en beide aandeelhouder van J.

2.4 Op enig moment hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de heer W. en klager. Deze gesprekken hadden betrekking op de mogelijke uitdiensttreding van klager en werden begeleid door verweerder, de huisadvocaat van J, die optrad als bemiddelaar.

2.5 Na afloop van de gesprekken is klager op enig moment uit dienst getreden van J.

2.6 Een artikel dat op vrijdag 17 mei 2013 is verschenen in het Financiële Dagblad bevat de volgende passage:

“De advocaat die het bureau al jaren bijstaat, [verweerder], kan zich juist herinneren dat [klager] minder wilde gaan werken en andere dingen wilde gaan doen en dat het [klager] was die niet bereid was in te gaan op voorstellen van [de heer W.] om tot een regeling te komen. Toen dat niet lukte, greep het Engelse moederbedrijf in ten koste van [klager].”

2.7 Bij brief met bijlage van 23 mei 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij informatie over klager, verkregen tijdens vertrouwelijke bemiddelingsgesprekken, aan het Financiële Dagblad heeft verstrekt. Daarmee heeft verweerder zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

3.2 Ter toelichting op zijn klacht stelt klager dat zijn kantoor in 2009 was gefuseerd met J. en dat het, vanaf het moment van samengaan, slecht ging tussen klager en de heer W., zijn ex-compagnon. Als gevolg daarvan heeft klager besloten het bedrijf op enig moment te verlaten. Klager heeft toen voorgesteld om verweerder, de huisadvocaat van J, een bemiddelende rol te laten spelen in de gesprekken tussen hem en de heer W. Deze gesprekken hadden betrekking op de beëindiging van het dienstverband van klager.

3.3 Klager is van mening dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door vervolgens in het Financiële Dagblad te citeren uit deze vertrouwelijke gesprekken. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt allereerst nooit voor klager te hebben opgetreden. Wel heeft verweerder als advocaat van J, de onderneming waar zowel klager als de heer W. werkzaam waren, enkele bemiddelingsgesprekken met beide heren gevoerd met als insteek te komen tot een vertrekregeling met klager.

4.2 Verweerder stelt geen informatie aan het Financiële Dagblad te hebben verstrekt over de inhoud van de gesprekken waarbij hij tussen beide heren had bemiddeld.

4.3 Verweerder stelt dat sprake is van drie verschillende fasen in het onderhandelingsproces. De eerste fase is de fase waarin de heer W. en klager samen geprobeerd hebben tot een regeling te komen. Verweerder was niet bij deze gesprekken betrokken. De tweede fase is de fase waarin verweerder heeft bemiddeld in het ontstane conflict tussen klager en de heer W. De derde fase is de fase waarin het Engelse moederbedrijf het advocatenkantoor F. heeft ingeschakeld. In die laatste fase zijn procedures gevoerd.

4.4 De opmerking van verweerder in het Financiële Dagblad heeft betrekking op een kwestie die aan de orde was gekomen in fase 1, de onderlinge gesprekken tussen de heer W. en klager.

4.5 Op grond van het voorgaande is verweerder van mening dat hij geen enkele gedragsregel heeft geschonden.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad tot uitgangspunt dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Die geheimhouding geldt zowel voor bijzonderheden van de door hem behandelde zaken als voor de persoon van zijn cliënten en de aard en de omvang van diens/haar belangen.

5.2 Naar het oordeel van de raad volgt uit het voorgaande dat klager ervan uit had mogen gaan dat verweerder de informatie, die hem als bemiddelaar in de kwestie bekend was geworden, vertrouwelijk zou behandelen.

5.3 Nu verweerder ter zitting heeft bevestigd dat hij in het betreffende artikel in het Financiële Dagblad goed is geciteerd, staat vast dat verweerder aan de journalist van Het Financiële Dagblad heeft verklaard dat klager minder wilde gaan werken en dat het klager was die niet bereid was in te gaan op voorstellen van de heer W. om tot een regeling te komen.

5.4 De raad overweegt voorts dat uit het artikel in het Financiële Dagblad niet blijkt dat verweerder namens de onderneming sprak. In het artikel spreekt verweerder over één van de heren met wie hij, als advocaat van de onderneming waar beide heren werkzaam waren, bemiddelingsgesprekken heeft gevoerd. Naar het oordeel van de raad had verweerder deze informatie vertrouwelijk moeten behandelen.

5.5 Nu verweerder deze vertrouwelijke informatie aan derden heeft verstrekt, heeft verweerder de op hem rustende verplichting tot geheimhouding jegens klager geschonden. De raad acht de klacht gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

-  legt verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl