ECLI:NL:TADRAMS:2014:42 Raad van Discipline Amsterdam 13-169A + 13-170A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:42
Datum uitspraak: 11-02-2014
Datum publicatie: 12-02-2014
Zaaknummer(s): 13-169A + 13-170A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen voormalig eigen advocaat en diens (voormalig) kantoorgenoot. Klachten tegen voormalig advocaat niet ontvankelijk nu de klacht betrekking heeft op een periode waarin verweerster sub 1 geen advocaat (meer) was. Klacht tegen diens kantoorgenoot ongegrond nu niet valt in te zien dat het feit dat voor klager onduidelijk was wie van beide dames zijn advocaat was aan verweerster sub 2 zou moeten worden toegerekend.

Beslissing van 11 februari 2014

in de zaken 13-169A en 13-170A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

p/a de heer mr.

klager

tegen:

1. mevrouw mr.

 voormalig advocaat te Amsterdam

verweerster sub 1

en

2. mevrouw mr.

 advocaat te Amsterdam

verweerster sub 2

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 juni 2013 met kenmerk 03-12-0374, door de raad ontvangen op 20 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 15, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich in juli 2009 tot verweerster sub 1 gewend voor bijstand met betrekking tot de wijziging en/of vaststelling van de omgangsregeling met zijn kinderen.

2.1 Op 28 januari 2011 heeft verweerster sub 1 namens klager een verzoekschrift bij de rechtbank Alkmaar ingediend, waarin zij de rechtbank heeft verzocht om omgang met de minderjarige zoon van klager en het opstarten van contact met de meerderjarige dochter van klager.

2.2 Op 11 januari 2012 is verweerster sub 1 van het tableau geschrapt.

2.3 In februari 2012 is de zoon van klager bij klager gaan wonen.

2.4 Per brief van 12 april 2012 is het verzoekschrift namens klager ingetrokken. Deze brief was opgesteld uit naam van verweerster sub 2.

2.5 De rechtbank heeft vervolgens bevestigd dat de zaak was ingetrokken en dat de op 16 april 2012 geplande mondelinge behandeling geen doorgang zou vinden.

2.6 Bij brief met bijlagen van 20 december 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweersters.

3 KLACHT

3.1 De klacht tegen verweersters houdt, zakelijk weergegeven, in dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klager sinds de zomer van 2012 onvoldoende op de hoogte hebben gehouden van de voortgang met betrekking tot het ingediende verzoekschrift ten aanzien van de omgangsregeling. Voorts zouden verweersters niet hebben gereageerd op verschillende verzoeken van klager om contact met hem op te nemen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster sub 1 heeft gesteld dat zij klager vanaf 11 januari 2012 niet meer als advocaat kon bijstaan daar zij per die datum van het tableau was geschrapt. Omdat in de zaak van klager een verzoekschrift bij de rechtbank was ingediend moesten zijn belangen door een advocaat behartigd worden zodat verweerster sub 1 de zaak heeft overgedragen aan verweerster sub 2.

4.2 Verweerster sub 1 stelt wel altijd nauw bij de zaak betrokken te zijn gebleven als vertrouwenspersoon. Na januari 2012 heeft verweerster sub 1 klager van berichten van de rechtbank en de vorderingen in zijn zaak op de hoogte gehouden.

4.3 Verweerster sub 1 is van mening dat zij de belangen van klager op correcte wijze heeft behartigd en dat zij hem te allen tijde naar behoren heeft geïnformeerd. De reden dat het verzoekschrift per brief van 12 april 2012 is ingetrokken is gelegen in het feit dat de zoon van klager inmiddels bij klager was ingetrokken. Het verzoekschrift was ingediend om omgang tussen klager en zijn kinderen te bewerkstelligen. Nu de zoon van klager bij klager was gaan wonen en omgang met de dochter middels de procedure niet bewerkstelligd kon worden nu zij meerderjarig was en te kennen had gegeven geen contact met klager te wensen, was het verzoekschrift ingetrokken. Daarmee was aan de bemoeienissen van verweerster sub 1 een einde gekomen.

4.4 Verweerster sub 2 stelt de zaak van klager nooit van verweerster sub 1 te hebben overgenomen. Zij stelt geen brieven naar de rechtbank te hebben geschreven en daar ook geen opdracht toe verstrekt te hebben. Ter onderbouwing van haar verweer stelt verweerster sub 2 dat de toevoeging niet op haar naam is gesteld noch aan haar is uitbetaald.

5 BEOORDELING

Van de klachten tegen verweerster sub 1

5.1 De raad stelt vast dat artikel 46 Advocatenwet bepaalt dat advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.2 Voorts stelt de raad vast dat de klacht jegens verweerster sub 1 betrekking heeft op de periode vanaf de zomer van 2012. Dat is de periode na de schrapping van verweerster sub 1 van het tableau. De klacht richt zich derhalve tegen een persoon die geen advocaat is zodat de raad zich onbevoegd acht daarover te oordelen. Ten aanzien van zijn klacht tegen verweerster sub 1 acht de raad klager dan ook niet ontvankelijk in zijn klacht.

5.3 De raad stelt voorts vast dat klager zijn klacht tegen verweerster sub 1 ter zitting heeft uitgebreid. Klager zou verweerster sub 1 niet alleen hebben verzocht de omgang met zijn kinderen te bewerkstelligen. Er zou ook sprake zijn van een tweede verzoek, te weten het oppakken van het dossier jeugdzorg. Dat laatste verzoek zou verweerster sub 1 niet in behandeling hebben genomen terwijl klager dat wel aan haar gevraagd had.

5.4 Het is in beginsel niet mogelijk een klacht ter zitting uit te breiden met onderdelen die niet door de deken bij zijn onderzoek zijn betrokken. De raad kan formeel dit nieuwe element dus niet in behandeling nemen. Ter voorkoming van een nieuwe klachtprocedure overweegt de raad toch – ten overvloede- het volgende.

5.5 Ter zitting heeft verweerster sub 1 verklaard dat zij bij aanvang van de zaak tegen klager zou hebben gezegd dat een eventuele klacht tegen jeugdzorg op dat moment niet verstandig was, omdat samenwerking met jeugdzorg nodig was om de omgang met zijn kinderen te bewerkstelligen, maar dat een klacht tegen jeugdzorg op een later moment opportuun kon zijn. Gelet op deze verklaring van verweerster sub 1, die de raad niet onjuist voorkomt,  acht de raad het aannemelijk dat klager verweerster sub 1 bij aanvang van de zaak niet alleen de opdracht zou hebben gegeven een omgangsregeling met zijn kinderen te bewerkstelligen, maar haar ook heeft verzocht het dossier jeugdzorg te behandelen. Daar een eventuele klacht tegen jeugdzorg echter ook eerst na de schrapping van verweerster sub 1 van het tableau actueel werd en verweerster sub 1 toen dus geen advocaat meer was, zou klager, indien dit klachtonderdeel tijdig was ingediend, ook daarin niet ontvankelijk zijn.

Van de klachten tegen verweerster sub 2

5.6 Ter zitting heeft verweerster sub 2 bevestigd dat zij in de zaak van klager overleg met verweerster sub 1 heeft gepleegd, omdat zij haar patroon was. De raad stelt dan ook vast dat verweerster sub 2 op enig moment bemoeienissen heeft gehad met deze zaak die bij haar kantoorgenoot liep. Niet is echter komen vast te staan dat verweerster sub 2 het dossier van verweerster sub 1 heeft overgenomen.

5.7 Het had, naar het oordeel van de raad, op de weg van verweerster sub 1 gelegen om onduidelijkheden over de voortgang van de zaak van klager uit de wereld te helpen. Niet valt in te zien hoe het tekortschietende handelen van verweerster sub 1, geen advocaat meer zijnde, aan verweerster sub 2 als advocaat zou moeten worden toegerekend. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

ten aanzien van verweerster sub 1:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

ten aanzien van verweerster sub 2:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl