ECLI:NL:TADRAMS:2014:359 Raad van Discipline Amsterdam 14-331A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:359
Datum uitspraak: 30-12-2014
Datum publicatie: 06-01-2015
Zaaknummer(s): 14-331A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Niet gebleken van tekortkomingen bij het voeren van de procedure die van zodanig gewicht zijn dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Evenmin is gebleken dat verweerder een onvolledig dossier aan de opvolgend advocaat heeft aangeleverd.

Beslissing van 30 december 2014

in de zaak 14-331A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 1 december 2014 met kenmerk 4014-0486, door de raad ontvangen op 2 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is eigenaresse van een pand in Amsterdam. In verband met problemen tijdens een renovatie van het pand heeft zij een procedure aangespannen tegen de architect/aannemer en hulppersonen.

1.3 In eerste aanleg is klaagster door een andere advocaat bijgestaan. De procedure in hoger beroep is door verweerder gedaan.

1.4 In beide instanties zijn de vorderingen van klaagster afgewezen. Klaagster heeft vervolgens een procesadvies ingewonnen bij een cassatieadvocaat. Deze advocaat geeft op 26 februari 2014 een negatief advies omtrent de mogelijkheden van beroep in cassatie.

1.5 Een andere advocaat heeft gekeken of er een andere invalshoek denkbaar is om verhaal te halen bij de betrokken partijen. Hij schrijft klaagster op 16 mei 2014 het volgende: "(…) Hieruit kan afgeleid worden dat uw kritiek op het deskundigenbericht (…) onvoldoende uit de verf is gekomen in de procedure en in ieder geval niet door de rechter, ook niet in hoger beroep, is gehonoreerd. (…)"

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij de belangen van klaagster ernstig heeft verwaarloosd en zich onvoldoende voor haar heeft ingezet;

b) hij de overdracht van het dossier naar de opvolgend advocaat heeft getraineerd en een onvolledig dossier heeft aangeleverd.

3 BEOORDELING

3.1 Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat. De voorzitter stelt voorop dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

Ad klachtonderdeel a)

3.2 Dat verweerder de belangen van klaagster ernstig heeft verwaarloosd en zich onvoldoende voor haar heeft ingezet wordt volgens klaagster bevestigd in het negatieve cassatieadvies en het overige door haar ingewonnen advies. Uit het advies zou volgen dat de procesvoering door verweerder onvoldoende is geweest en belangrijke punten en bewijsaanbod onvoldoende naar voren zijn gebracht, aldus klaagster. Verweerder betwist dat hem iets te verwijten valt.

3.3 De voorzitter oordeelt als volgt. Het is te begrijpen dat klaagster teleurgesteld is over de uitkomst van de procedure. Het enkele feit dat een zaak niet wordt gewonnen betekent echter nog niet, dat de desbetreffende advocaat zijn werk niet goed heeft gedaan. De voorzitter merkt op dat het gemotiveerde verweer van verweerder recht tegenover het gemotiveerde standpunt van klaagster staat. Doordat onderhavige tuchtrechtelijke procedure niet bedoeld is en niet ingericht is om in zo’n geval vast te stellen welke partij het juiste standpunt heeft ingenomen, kan de voorzitter slechts beoordelen of verweerder onder de maat en tegen de gerechtvaardigde belangen van klaagster in, heeft gehandeld. De voorzitter heeft geen tekortkomingen bij het voeren van de procedure kunnen vaststellen die van zodanig gewicht zijn dat een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Dit blijkt ook niet uit de door klaagster ingewonnen adviezen.

3.4 Het bovenstaande betekent dat de voorzitter niet tot het oordeel kan komen dat verweerder op enige wijze tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld hetgeen met zich meebrengt dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond wordt verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

3.5 Klaagster stelt dat uit de correspondentie die ontbreekt in het dossier zou kunnen worden opgemaakt dat de zaak onnodig lang is blijven liggen, waardoor haar rechten verloren zijn gegaan. Ook dit verwijt wordt door verweerder betwist.

3.6 Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder een onvolledig dossier aan de opvolgend advocaat heeft aangeleverd. Uit de stukken blijkt dat het dossier door de (levenspartner van) klaagster is opgehaald. De cassatieadvocaat heeft het dossier van klaagster ontvangen. Indien in het dossier stukken zouden ontbreken kan niet worden vastgesteld dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Klachtonderdeel b) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

3.7 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 30 december 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.