ECLI:NL:TADRAMS:2014:357 Raad van Discipline Amsterdam 14-325A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:357
Datum uitspraak: 18-12-2014
Datum publicatie: 23-12-2014
Zaaknummer(s): 14-325A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Beperkte opdracht. Verweerder had niet de plicht om te informeren naar uitblijven stukken omtrent aangekondigde tegenvordering.

Beslissing van 18 december 2014

in de zaak 14-325A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 25 november 2014 met kenmerk 4014-0616, door de raad ontvangen op 27 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Op 13 juni 2013 heeft klager zich door middel van een contactformulier tot het kantoor van verweerder gewend met de vraag of het kantoor uitstel zou kunnen regelen van een zitting te Fréjus, Frankrijk op 18 juni 2013.

1.3 Naar aanleiding van dit verzoek heeft verweerder de volgende dag telefonisch contact opgenomen met klager. Bij e-mail van 14 juni 2013 aan verweerder heeft klager toegezegd de door verweerder opgevraagde stukken toe te zenden. Diezelfde middag heeft verweerder bedoelde stukken (waaronder de dagvaarding) van een derde (V) ontvangen.

1.4 Bij e-mail van 14 juni 2013 aan klager heeft verweerder geschreven:

In aansluiting op onze telefoongesprekken van vandaag bevestig ik u de opdracht aan mijn kantoor om te bezien met een lokale Franse advocaat of uitstel kan worden verkregen voor de pleidooizitting van 18 juni a.s. in de zaak van [wederpartij van klager].

(…) Aansprakelijkheid van mijn kantoor of mij voor de werkzaamheden van een lokale advocaat wordt volledig uitgesloten. De eventuele opdracht met een lokale advocaat komt rechtstreeks tussen hem en u tot stand.

Ik heb inmiddels met [advocaat in Frankrijk] gesproken, een advocaat met wie ik regelmatig werk. Zoals ik u als zei heeft hij een hard hoofd in uitstel.

(…)

Ik wil dan ook voorstellen dat u dit weekend nadenkt over een regeling in de vorm van betaling. U zei mij dat u een tegenvordering heeft maar het zal nu niet meer lukken om die in te brengen als geen uitstel wordt gegeven, dat nu juist waarschijnlijk niet zal worden verleend. Aannemende dat de vordering van [wederpartij van klager] zelf niet kan worden betwist, moet u dan ook uitkijken dat u geen onnodige advocaatkosten maakt. Indien een (deel)betaling kan worden voorgesteld dan is er misschien iets meer ruimte voor een regeling.

Kunt u daar dit weekend over nadenken en mij maandag in de ochtend bellen (ik moet om 11:30 naar een zitting in Rotterdam).

1.5 Bij e-mail van 16 juni 2013 aan verweerder, heeft klager onder meer het volgende geschreven:

Ik verwijs naar uw schrijven d.d 14-6-2013 inzake bovengenoemde aangelegenheid. Om een grotere kans om uitstel te verkrijgen stelt u voor een betaling te doen in mindering op de door wederpartij ingestelde vordering. Afgezien van het feit dat mijn tegenvordering (hier kom ik nog op terug) groter is dan de vermeende vordering van wederpartij is het voor mij (nu) nog niet mogelijk een behoorlijke betaling te doen i.v.m. het feit dat ik een grote debiteurenportefeuille heb. Wellicht dat een der debiteuren een deze dagen betaalt. i.v.m aankoop een van mijn woningen (kom ik op terug). (…) Wellicht dat er nog een andere optie is door geen uitstel te vragen en mijn bezwaar als een soort “conclusie van antwoord” met bijlagen middels een procureur van [advocaat in Frankrijk] toe te laten zenden naar de rechtbank. Ik had reeds eerder mijn tegenvordering onderbouwd en heb deze nu samen met een kennis izo goed mogelijk in het Frans vertaald. Ik zal in ieder geval een en ander doorzenden alsmede stukken betreffende een wellicht komende betaling. Zoals afgesproken bel ik u maandag om 9.00 uur op voor overleg.

1.6 Dezelfde zondag heeft V verweerder een aantal stukken per e-mail toegezonden. Uit deze stukken is verweerder gebleken dat de echtgenote van klager, die medegedaagde was, in 2010 is overleden. Op grond daarvan heeft de Franse advocaat instemming met uitstel van de advocaat van de wederpartij verkregen.

1.7 Bij e-mail van 18 juni 2013 aan klager heeft verweerder het volgende geschreven:

Zie onderstaande mail aan de Franse advocaat. Het is gelukt om van de advocaat van de wederpartij aanhouding te krijgen tot (waarschijnlijk) september. De rechtbank moet nu nog instemmen. Zij zijn geinformeerd over het overlijden van uw vrouw (ik heb gisteren een vertaling van het uittreksel uit de overlijdensakte die u mij zond gemaakt).

Wij dienen nu te beslissen over het vervolg. Ik stel voor dat wij afspreken bij mij op kantoor.

Overigens vermeldt de advocaat hieronder dat u al een advocaat had maar dat deze zich heeft onttrokken. Kunt u mij laten weten wat de reden was? Ging het om betaling van honoraria?

Om de kosten te dekken, ook van de Franse advocaat, verzoek ik u vandaag een voorschot te betalen door overboeking van € 1.500 op rekeningnummer: [rekeningnummer kantoor verweerder] met vermelding Voorschot [klager/wederpartij].

1.8 Diezelfde dag heeft klager verweerder per e-mail onder meer het volgende geschreven:

Bedankt voor uw mail van heden en nog meer bedankt voor het feit dat u –ondanks de korte tijdspanne –toch nog zo’n goede resultaat hebt behaald. (…)

Toen u mij vroeg tijdens een van de met u gevoerde telefoongesprekken of ik geen problemen zou hebben uw voorschotnota te voldoen zei ik “neen” uitgaande van het feit dat ik tegen het einde van de maand een behoorlijk bedrag ontvang wegens afkoop van een huurcontrakt. Ik stel u dan ook voor dat ik het gevraagde voorschot in ieder geval voor het einde van deze maand betaal waarna ik graag een afspraak bij u op kantoor maak.

1.9 Bij e-mail van 1 juli 2013 aan verweerder heeft klager geschreven:

Ik verwijs naar mijn mail van 18-6-2013 waarbij ik o.m meer een betaling aankondigde. Het te verwachten bedrag nog niet ontvangen, reden waarom ik u verzoek nog een Paar dagen af te wachten. Ik hou u op de hoogte 1

1.10 Bij e-mail van 7 juli 2013 aan verweerder heeft klager geschreven:

Ik verwijs naar mijn bericht aan u d.d 1-7-2013 waarbij ik aankondigde over enkele dagen het voorschot ad € 1.500,-- aanu te zullen overmaken, gezien het feit dat een van mijn huurders een lopend huurcontract wilde afkomen (mail 18-6-2013). Inmiddels bericht ontvangen dat zulks toch niet mogelijk zal zijn. Ik heb nog een groot aantal debiteuren die ik nu extra “achter de broek zal zitten” teneinde u z.s.m te kunnen betalen. Ik hoop dat u nog even geduld wilt hebben. Ik hou u op de hoogte!

1.11 Bij e-mail van 8 juli 2013 aan klager heeft verweerder geschreven:

Ik ontving onderstaande mail van onze Franse correspondent met als bijlage een mail van de advocaat van de wederpartij en de stukken in deze zaak. Concreet vraagt de advocaat of u voornemens bent de kosten te voldoen. Ik verwijs ook naar mijn eerdere mail hierover.

(…) Uitgaande van uw eerdere mails neem ik aan dat u nu niet tot betaling zult willen overgaan. Ik stel voor dat wij begin augustus overleg hebben over het vervolg.

1.12 Bij e-mail van 17 september 2013 aan klager heeft verweerder geschreven:

Zie bijgaande mail van de advocaat van [wederpartij] en daarin het verzoek of u nog overgaat tot betaling.

1.13 Bij e-mail van 2 oktober 2013 aan verweerder heeft klager geschreven:

V.w.b het door u gevraagde voorschot (ook voor de Franse advocaat) bericht ik u deze maand te zullen betalen. Zoals uit de aan u gezonden stukken blijkt zal de 21-11-2013 voor de rechtbank een “deal” worden gemaakt met wederpartij zodat ik weer wat financiele armslag heb om de procedure te continueren. Overigens is er door “[huurder van klager]” dit jaar nog geen enkele huurbetaling gedaan wat neerkomt op ca. 10.000,- Euro welk bedrag hoger is dan de vordering van “[huurder van klager]. Wellicht is derhalve buiten rechte om een “deal” te maken met wederpartij.

1.14 Bij e-mail van 3 december 2013 aan klager heeft verweerder geschreven:

 Ik ontving bijgaande mail van de [Franse advocaat] met een rappel voor betaling aan [wederpartij]. Kunt u mij uw intenties laten weten?

 Eveneens bijgaand treft u een kopie van onze openstaande facturen, die ik u verzoek nu te voldoen.

1.15 Bij e-mail van 9 december 2013 aan klager heeft verweerder geschreven:

Zie bijgaande mail met een conclusie van [wederpartij] voor de zitting van 7 januari a.s.

 Laat u nog wat horen naar aanleiding van mijn vorige e-mail?

1.16 Bij e-mail van 2 januari 2014 aan klager heeft verweerder geschreven:

Zie de mail hieronder met herinnering aan de zitting van 7 januari. Onder verwijzing ook naar mijn eerdere mails verneem ik graag uw intenties. Zonder instructies kan onze correspondent in Frankrijk niets doen.

1.17 Bij e-mail van 6 januari 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

I.v.m nog nasleep overkomen ongeval kon ik niet eerder reageren op uw mails inzake bovenstaande aangelegenheid. Ik verzoek u uw college in Frankrijk opdracht te geven de zaak voort te zetten. Mijn advocaat in een andere zaak, mr. [H] die onlangs een procedure heeft gewonnen heeft op zijn derderekening mij nog toekomende gelden staan. Ik zal hem verzoeken tot betaling over te gaan zodat ik uw nota’s kan voldoen. Deze maand maak ik graag een afspraak bij u op kantoor om een en ander door te nemen.

1.18 Diezelfde dag heeft verweerder per e-mail als volgt gereageerd:

Aangezien inhoudelijk zoals eerder besproken niet veel te zeggen valt over deze zaak, zal [Franse advocaat] een korte conclusie maken waarin hij met name in zal gaan op de schade en de kosten.

Uw betaling zie graag per omgaande.

1.19 In reactie daarop heeft klager verweerder diezelfde dag per e-mail laten weten:

Voorstel akkoord. Ik weet niet of u mijn eerdere mail heeft ontvangen zodat ik een en ander op reguliere wijze aan u toezend.

1.20 Op 7 januari 2014 heeft verweerder klager een kopie gezonden van de conclusie die op die datum door de Franse advocaat werd ingediend alsmede een factuur voor diens werkzaamheden met het verzoek voor rechtstreekse betaling zorg te dragen.

1.21 Bij e-mail van 8 januari 2014 aan klager heeft verweerder meegedeeld dat de zaak is verwezen naar 7 maart voor vonnis.

1.22 Bij e-mail van 5 maart 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

Ik verwijs naar uw mail d.d 8-12014 waarin u aankondigt dat “de zaak is verwezen naar 7 maart voor vonnis”. Uit uw mail d.d 6-1-2014 begrijp ik dat de [Franse advocaat] een conclusie zal maken inzake schade en kosten. Nu wederpartij m.i daarop nog niet heeft gereageerd hoe kan dan vonnis worden gewezen? Of zal dat een tussenvonnis worden. Graag even bericht.

1.23 Bij e-mail van 7 maart 2014 aan klager heeft verweerder geschreven:

Aangezien er geen inhoudelijk verweer tegen de vordering zelf was (geen inhoudelijke argumenten met onderliggende stukken), heeft de conclusie van [Franse advocaat] zich beperkt tot de door [wederpartij] gevorderde schade en kosten (bovenop de hoofdvordering). De zaak is vervolgens door de Rechtbank verwezen voor vonnis. Te verwachten is dat dat een eindvonnis wordt waarin de hoofdvordering zal worden toegewezen. Daarbij wordt hopelijk de vordering tot schadevergoeding en kosten afgewezen of verlaagd.

1.24 Bij e-mail van 31 maart 2014 aan klager heeft verweerder geschreven:

Bijgaand treft u het vonnis van 7 maart 2014 in deze zaak, dat ik vandaag per onderstaande e-mail ontving en daarin zoals verwacht een toewijzing van de vordering van [wederpartij], met dien verstande dat de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. Bijgaand treft u eveneens een rappel van de rekening van de Franse advocaat, die ik u verzoek rechtstreeks te voldoen.

Ik ben beschikbaar voor overleg.

1.25 Bij brief van 19 april 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

 N.a.v uw mail d.d 7-3-2014 waarbij u mij mededeelde dat er geen inhoudelijk verweer zou zijn tegen de vordering zelf (geen inhoudelijke argumenten met onderliggende stukken) deelde ik u mede het hier niet mee eens te zijn en zond u een mail d.d 18-3-2014 waarbij ik u mededeelde op een en ander inhoudelijk te zullen ingaan.

 Ik verwijs u naar mijn mail d.d 16-6-2013 waarbij ik stelde mijn tegenvordering te zullen onderbouwen en aan u te zullen doorzenden. Dit is gebeurd op 20-4-2013.

 Wanneer ik dan op 6-1-2014 een mail van u ontvang “dat er over de zaak niet veel te zeggen valt” en [de Franse advocaat] een korte conclusie zal maken voor de rechtbank met daarna nog een mail van u d.d 8-1-2014 waarbij u stelt dat vonnis wordt gewezen slaan bij mij alle stoppen door, temeer dat u stelt bij mail van 7-3-2014 “dat er geen inhoudelijk verweer en onderliggende stukken” zouden zijn overlegd. Ik stel dat wanneer de door mij toegezonden stukken (20-4-2013) nog aanvulling behoefden u mij dit had moeten mededelen. Nu werd ik voor een “fait accompli” gesteld en heb voor “noppes” kosten moeten maken. Voor de geschetste gang van zaken stel ik u in gebreke en verzoek ik u mij per omgaande mede te delen wat ons nu te doen staat nu het vonnis mij inmiddels heeft bereikt.

1.26 Bij e-mail van 22 april 2014 aan klager heeft verweerder als volgt gereageerd:

Ik ontving uw brief van 19 april. Daarin verwijst u naar een brief/e-mail van 20 april 2013, maar die datum klopt denk ik niet aangezien u pas in juni bij ons bent gekomen. Welke mail bedoelt u?

 De door u eerder genoemde argumenten voor een tegenvordering waren niet onderbouwd. De vordering van [wederpartij] kon niet worden  betwist, ander dan voor wat betreft de schadeclaim. Die is van de baan.

Indien u wilt overleggen dan stel ik voor dat u langs komt. Het was overigens beter geweest als we dat eerder hadden gedaan, zelfs als dat niet tot een andere inhoudelijke beoordeling had geleid. Helaas ging ons contact vooral over de betaling van onze facturen.

1.27 Bij e-mail van 5 mei 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

Ik verwijs naar uw mail d.d 22-4-2014, een en ander n.a.v. mijn mail aan u d.d 19-4-2014. Abusievelijk stelde ik dat de stukken (onderbouwing) zouden zijn verzonden op 20-4-2013, doch dit diende te zijn 20-6-2013. Mijn excuses hiervoor. Een en ander neemt niet weg dat mijn tegenvordering – in tegenstelling tot hetgeen u stelt – wel degelijk goed onderbouwd was. Voor het geval hier een verschil van mening zou zijn had ik toch verwacht dat u mij daarover zou berichten en niet – zonder mij te horen – [de Franse advocaat] aan het werk te zetten “door enkel te gaan procederen om “schade en kosten” van de baan te krijgen. Ik hoor graag van u.

1.28 Bij e-mail van 15 mei 2014 aan klager heeft verweerder geschreven:

Ik heb geen mail van 20 juni 2013.

1.29 Bij aangetekende brief van 20 mei 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

Ik verwijs naar uw mailbericht d.d 15-5-2014 waarin u stelt “dat u geen mail heeft ontvangen van 15-5-2014”. Echter in mijn mail van 5-5-2014 had ik het niet over een “Mail” doch over stukken die zijn verzonden op 20-6-2013 (op reguliere wijze). Volledigheidshalve zend ik u een afschrift daarvan.

1.30 Naar aanleiding van de ontvangst van deze brief heeft verweerder op 21 mei 2014 per e-mail aan klager geschreven:

 Ik ontving uw aangetekende brief van 20 mei (2014 in plaats van 2016). De notities die daarbij zitten, heb ik niet eerder van u ontvangen. Ook zit de begeleidende brief die van 20 juni 2013 zou zijn, er niet bij.

Of de door u genoemde punten een tegenclaim opleveren is natuurlijk nog de vraag. Dat zal dan in ieder geval gedocumenteerd moeten worden, inclusief de meldingen die u hebt gedaan (schriftelijk?). Uw eigen notities zijn daartoe niet voldoende. Vervolgens dient daarover geprocedeerd te worden, waaraan vanzelfsprekend kosten zijn verbonden. Gezien uw liquiditeitskrapte moet u daarover nadenken, lijkt mij.

 Maar het belangrijkste is de onderbouwing, die er vooralsnog niet bij zit.

1.31 Bij e-mail van 25 mei 2014 aan verweerder heeft klager geschreven:

 In goede orde ontving ik uw mail d.d 21-5-2014. Inmiddels is gebleken dat de door mij aangekondigde stukken inzake tegenvordering niet heeft ontvangen ondanks het feit dat ik u mededeelde bij mail d.d 16-6-2013 dat ik deze zou toezenden. Nu u deze niet had ontvangen had het toch voor de hand gelegen dat u mij daarover zou berichten zoals ik u mededeelde bij mail d.d 5-5-2014. Ik meen duidelijk geargumenteerd te hebben waarom ik een tegenvordering had ondanks het feit dat u dat niet ziet zitten. Weliswaar stelt u dat daarover evt. geprocedeerd dient te worden, doch het was mijn bedoeling dat u zich daarvoor reeds eerder had ingezet, gezamenlijk met de procedure over de bijkomende kosten. Om nu dubbel te gaan betalen zie ik uiteraard niet zitten. Nu ik vind dat door uw handelwijze ik aanzienlijke schade heb geleden (vonnis) zou ik een en ander willen voorleggen aan de deken tenzij u mij op korte termijn bericht “hoe wij hier uit kunnen komen”.

1.32 Bij brief van 14 augustus 2014 aan de deken heeft klager de onderhavige klacht jegens verweerder ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder heeft nagelaten klager te berichten de onderbouwing van zijn tegenvordering niet te hebben ontvangen.

2.2 Ter toelichting heeft klager gesteld dat hij verweerder bij e-mails van 16 juni 2013 en 18 maart 2014 heeft meegedeeld zijn tegenvordering nader te zullen onderbouwen, zodat verweerder bij het uitblijven van deze onderbouwing bij klager had dienen te informeren. Verweerder had niet zonder meer de conclusie had mogen trekken dat inhoudelijk verweer niet mogelijk was, waardoor klager thans dubbele kosten dient te maken.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat hij slechts een beperkte opdracht van klager had, te weten het realiseren van uitstel in de procedure voor de Franse rechtbank. De inhoudelijke behandeling van de zaak zou door een Franse advocaat ter hand worden genomen, hetgeen ook blijkt uit de opdrachtbevestiging aan klager.

3.2 De beperkte opdracht (het verkrijgen van uitstel) is door verweerder voltooid. Voorts heeft verweerder er op gewezen dat hij klager herhaaldelijk heeft verzocht om instructie, maar dat deze is uitgebleven. Verweerder heeft voorts opgemerkt dat klager er uitdrukkelijk mee akkoord is gegaan dat de Franse advocaat zou volstaan met korte conclusie, waaruit uitsluitend zou worden ingegaan op de gevorderde aanvullende schade en kosten. Ten slotte heeft verweerder gesteld dat een eventuele vordering van klager ter zake de huurovereenkomst of ter zake gebreken aan zijn appartement niet als tegenvordering kon worden ingesteld in de procedure jegens de wederpartij, ook niet als verweer tegen die vordering.

4 BEOORDELING

4.1 Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt dat verweerder, nadat hij het door klager gevraagde uitstel in de procedure had gerealiseerd, in juni en juli 2013 aan klager heeft voorgesteld om begin augustus 2013 overleg te hebben. Daarop is zijdens klager geen reactie gevolgd tot zijn e-mail van 6 januari 2014.. Blijkens de e-mails van 3 december 2013, 9 december 2013 en 2 januari 2014 heeft verweerder klager herhaaldelijk verzocht om instructie, zulks in verband met de ophanden zijnde zitting van 7 januari 2014. Pas op 6 januari 2014 heeft klager verweerder per e-mail geïnformeerd dat hij in verband met een hem overkomen ongeval niet eerder had kunnen reageren. In dezelfde e-mail heeft klager aangekondigd graag met verweerder een afspraak te maken om een en ander door te nemen. Verweerder heeft daarop diezelfde dag per e-mail gereageerd en laten weten dat de Franse advocaat een korte conclusie zal maken waarin hij met name zal ingaan op de schade en de kosten. In reactie daarop heeft klager nog diezelfde dag per e-mail uitdrukkelijk laten weten daarmee akkoord te zijn.

4.2 Pas nadat klager kennis had genomen van het vonnis van 7 maart 2014 heeft klager bezwaren geuit tegen de door verweerder in zijn brief van 6 januari 2014 geschetste werkwijze. Daarbij heeft klager gerefereerd aan een e-mail van 18 maart 2014 en een brief van 20 april 2013, bij welke brief hij een onderbouwing van zijn tegenvordering aan verweerder zou hebben toegezonden. Nu verweerder heeft betwist deze e-mail c.q. brief te hebben ontvangen, terwijl klager heeft nagelaten kopieën van deze stukken over te leggen, is daarvan in deze tuchtprocedure niet afdoende gebleken. Deze stellingen zijn dan ook niet afdoende onderbouwd. Bovendien heeft klager nadien gesteld dat verweerder blijkbaar de door hem op 20 juni 2013 (in plaats van 20 april 2013) toegezonden brief niet heeft ontvangen.

4.3 Klager verwijt verweerder dat hij bij klager had dienen te informeren naar de door klager bij e-mail van 16 juni 2013 aangekondigde tegenvordering. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken, waarbij klager na juli 2013 niet meer reageerde op e-mails van verweerder,  is de voorzitter met verweerder van oordeel dat klager niet mocht verwachten dat verweerder hem in aanvulling op alle mails en verzoeken tot overleg en instructies, nog eens extra zou berichten de onderbouwing van zijn beweerde tegenvordering niet te hebben ontvangen. Het had op de weg van klager gelegen verweerder te informeren dat hij wegens een hem overkomen ongeval niet in staat was te reageren op zijn e-mails. Gesteld noch gebleken is dat klager daartoe niet in staat was. Verweerder valt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Geenszins is gebleken dat verweerder de belangen van klager onzorgvuldig heeft behartigd.

4.4 De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 18 december 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.