ECLI:NL:TADRAMS:2014:345 Raad van Discipline Amsterdam 14-168A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:345
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 23-12-2014
Zaaknummer(s): 14-168A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich erover dat verweerder niet zijn toezegging is nagekomen om zijn kosten verband houdende met het verstrekken van een kopie uit het testament te voldoen. Gegrondverklaring zonder oplegging van maatregel.

Beslissing van 16 december 2014

in de zaak 14-168A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 juni 2014 met kenmerk 4014-0232, door de raad ontvangen op 26 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 oktober 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 vermelde brief;

- de stukken vermeld op de daarbij gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft zich op 15 november 2013 tot het notariskantoor van klager gewend in verband met een vordering van zijn cliënte op een ontslapene.

2.3 Op 6 december 2013 heeft verweerder het kantoor van klager benaderd met het verzoek tot verstrekking van een verklaring van erfrecht, opdat zijn cliënte kon kennis nemen wie de erfgenamen zijn. In antwoord daarop heeft een medewerkster van klager verweerder op 10 december 2013 bericht dat klager in dezen geen werkzaamheden kon verrichten. Verweerder heeft op 12 december 2013 verzocht om een uittreksel uit de uiterste wil van de erflater, zodat hij kon beoordelen wie de erfgenamen waren. Bij e-mail van 20 december 2013 heeft verweerder het volgende aan klager te kennen gegeven:

“Geachte [klager],

Helaas heb ik op mijn mail van 12 december jl. geen reactie ontvangen. Mocht ik op 3 januari a.s. nog geen reactie van u hebben ontvangen, dan zal ik mij daarover beklagen bij de Kamer voor het notariaat in uw arrondissement. [..]”

2.4 Op 3 januari 2014 heeft klager daarop per e-mail te kennen gegeven:

“Geachte [verweerder],

Drukke eindejaarswerkzaamheden hebben verhinderd dat ik met de juiste aandacht naar Uw mails(s) heb kunnen kijken Ik zeg U toe dat ik in de eerste helft van de volgende week op een en ander bij U terugkom. [..]”

2.5 Op 6 januari 2014 heeft klager per e-mail, voor zover relevant, het volgende te kennen gegeven:

“Geachte [verweerder],

Ik kom zoals toegezegd terug op de eerdere correspondentie. In het kader van voortschrijdend inzicht kom ik tot de conclusie dat ik geen redenen genoeg heb om mijn diensten te weigeren Ik zal derhalve, met inachtneming van het navolgende, het nodige verrichten om tot ene verklaring van erfrecht te komen. Graag verzoek ik U mij te berichten wie in deze de opdrachtgever is: U of [cliënte van verweerder] of [verweerder]. [..]”

2.6 Verweerder heeft dezelfde dag per e-mail in reactie te kennen gegeven dat hij niet heeft gevraagd om een verklaring van erfrecht maar om een uittreksel uit de uiterste wil van de erflater. Dat laatste verzoek heeft verweerder in die e-mail herhaald.

2.7 Klager heeft dezelfde dag vervolgens per e-mail geantwoord:

“ Geachte [verweerder],

Naar aanleiding van Uw telefonisch contact met mijn secretaresse heb ik toch wel behoefte op enige nadere helderheid. Indien U enkel een uittreksel uit het testament wenst, maar dat dat is niet waar wij het in de correspondentie hebben gehad, dan blijkt daar voor Uw cliënte in het gehaal niet bij wie zij zich zou kunnen melden Indien het haar gaat om wie er – wellicht – als erfgenamen optreden, dan moet er inderdaad een verklaring van erfrecht komen Wilt u mij derhalve nog per mail een kort antwoord op mail van hedenmiddag geven? [..]”

2.8 Verweerder heeft daarop per e-mail van 10 januari 2014 in reactie te kennen gegeven dat hij nogmaals verzoekt om verstrekking van het gevraagde uittreksel uit het testament. Daarop heeft klager te kennen gegeven dat hij een uittreksel zal zenden en dat hij zijn declaratie inschat op EUR 105,00 ex BTW. Verweerder heeft op 13 januari 2014 klager bericht akkoord te gaan met de kosten en dat de factuur naar hem kan worden gezonden. Op 22 januari 2014 heeft verweerder klager per e-mail het volgende bericht:

“Geachte [klager],

Hierdoor maak ik bezwaar tegen de hoogte van uw declaratie van 16 januari jl. U heeft daarop € 105,- plus BTW berekend voor het mij zenden van een kopie van het door u gehouden testament van wijlen [X].

Weliswaar heeft u mij vóór het toezenden van die kopie gevraagd of ik ermee akkoord ging, maar dat neemt niet weg dat ik meen dat de declaratie onredelijk hoog is. De notaris die gevraagd wordt om een kopie of een uittreksel van een door hem gehouden testament heeft een monopoliepositie en het gaat in die positie niet aan om € 105,- excl. BTW te rekenen voor het verstrekken van een kopie van één bladzijde.

Ik nodig u uit om uw declaratie te matigen tot € 25,- plus BTW door de onderhavige declaratie te crediteren en het sturen van een nieuwe.

Mocht u weigeren om op mijn uitnodiging in te gaan, dan zal ik daarover een klacht indienen bij de Geschillencommissie Notariaat. [..]”

2.9 Bij brief van 25 maart 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klager op het verkeerde been heeft gezet door te verzoeken om een verklaring van erfrecht terwijl verweerder uiteindelijk een uittreksel uit het testament wenste, welke onduidelijkheid klager veel tijd heeft gekost;

b) verweerder heeft geweigerd de door klager gedeclareerde kosten van EUR 105,00 voor het uittreksel uit het testament, met welke kosten verweerder zich vooraf akkoord heeft verklaard, te voldoen;

c) verweerder matiging van voornoemde declaratie heeft geëist onder dreiging van een klacht bij de Geschillencommissie Notariaat.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 In het eerste klachtonderdeel beklaagt klager zich erover dat verweerder hem op het verkeerde been heeft gezet door te verzoeken om een verklaring van erfrecht terwijl verweerder uiteindelijk een uittreksel uit het testament wenste, welke onduidelijkheid klager veel tijd heeft gekost. De raad is van oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat hij aanvankelijk om verstrekking van een verklaring van erfrecht vroeg en niet om een uittreksel uit het testament. Partijen hebben daar weliswaar kort over gecommuniceerd, maar vanaf 12 december 2013 was het verzoek van verweerder voor klager duidelijk of had het dat redelijkerwijs moeten zijn. Het  klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Het tweede klachtonderdeel richt zich op de omstandigheid dat verweerder heeft geweigerd de door klager gedeclareerde kosten van EUR 105,00 voor het uittreksel uit het testament te voldoen, terwijl verweerder zich met deze kosten vooraf akkoord heeft verklaard. Van een advocaat mag – indachtig ook het gestelde in Gedragsregel 32 – worden verwacht dat hij een toezegging om de kosten te betalen gestand doet. Indien hij dat zonder goede reden, waarvan de raad niet is gebleken, achterwege laat, handelt hij daarmee klachtwaardig. Het  klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.3 Het derde klachtonderdeel houdt in dat verweerder matiging van voornoemde declaratie heeft geëist onder dreiging van een klacht bij de Geschillencommissie Notariaat. Dat verweerder te kennen heeft gegeven een klacht in te zullen dienen bij de Geschillencommissie Notariaat acht de raad weinig fraai, maar dat is op zichzelf onvoldoende ernstig om als tuchtrechtelijk laakbaar handelen aan te merken. Het  klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht alles afwegend, waaronder de toelichting van klager tijdens de behandeling van de klacht dat hij niet op zoek is naar een maatregel tegen verweerder alsmede de omstandigheid dat aan verweerder kan worden toegegeven dat klager zich op zijn beurt ook weinig welwillend heeft opgesteld, een gegrondverklaring zonder oplegging van enige maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. B.J. Sol, K. Straathof, J. Smeets en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager voor wat betreft klachtonderdelen a) en c)

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam voor wat betreft klachtonderdelen a) en c)

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl