ECLI:NL:TADRAMS:2014:340 Raad van Discipline Amsterdam 14-173A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:340
Datum uitspraak: 15-12-2014
Datum publicatie: 23-12-2014
Zaaknummer(s): 14-173A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Werkzaamheden die verweerder heeft verricht in verband met het verhoor van klaagster vielen niet onder de toevoeging, zodat het verweerder was toegestaan om voor die werkzaamheden een vaste prijsafspraak te maken. Klaagster wist dat verweerder haar niet kon bijstaan bij verhoor en heeft zelf ingestemd met bijstand door een kantoorgenoot van verweerder. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij klaagster geen inzage zou hebben gegeven in de door hem uitgevoerde werkzaamheden. Niet is gebleken dat verweerder teksten zou hebben gemanipuleerd. Alle  klachtonderdelen zijn ongegrond.  

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak 14-173A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

advocaat te   

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 1 juli 2014 met kenmerk 40-14-0211, door de raad ontvangen op 3 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 oktober 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is met kennisgeving vooraf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich op 3 april 2013 in verband met een strafrechtelijke vervolging, waarvoor zij op 4 april 2013 zou worden gehoord op het politiebureau in Apeldoorn, voor rechtsbijstand tot verweerder gewend.

2.3 Bij sms-bericht van 3 april 2013 heeft klaagster aan verweerder gevraagd:

“Hallo, is het gelukt met het regelen van een advocaat voor morgen?”

2.4 Verweerder heeft daarop de naam van een kantoorgenoot van hem en diens telefoonnummer per sms-bericht aan klaagster doorgegeven. De betreffende kantoorgenoot van verweerder heeft klaagster bijgestaan tijdens het politieverhoor op 4 april 2013.

2.5 Uit een urenspecificatie van verweerder volgt dat hij in de periode van 3 april tot en met 23 april 2013 10 uur aan de zaak van klaagster heeft besteed.

2.6 Bij brief van 1 mei 2013 heeft verweerder aan klager geschreven, voor zover relevant:

“Onder verwijzing naar onze eerdere telefonische contacten alsmede de bespreking bij mij op kantoor op 22 april 2014, bevestig ik u bij deze dat ik u bijsta in de strafzaak waarin u verdacht wordt van witwassen en valsheid in geschrifte. (…)

Allereerst bent u op 4 april 2013 door de FIOD/ECD in Apeldoorn als verdachte gehoord en bent u daarbij bijgestaan door mijn kantoorgenoot de heer [mr. B]. Daarbij hebben wij kunnen voorkomen dat u zou worden aangehouden. (…)

Met betrekking tot de financiën hebben wij het volgende afgesproken.

Aangezien u volgens de wet helaas geen recht heeft op een toevoeging (door de overheid deels gefinancierde rechtsbijstand / ook wel pro deo genoemd) voor bijstand van een advocaat tijdens het verhoor van een niet-aangehouden verdachte, heb ik met u de dag voor uw verhoor afgesproken dat ik en mijn kantoor u daarin op betalende basis zouden bijstaan. Daarvoor heb ik,  na overleg met de partners van mijn kantoor, een vast gematigd bedrag van € 1.000,00 inclusief 21% B.T.W. afgesproken. De werkzaamheden voor dit bedrag zijn, zoals u weet, inmiddels verricht. Dit bedrag mag u overigens in twee termijnen van € 500,00 inclusief B.T.W. voldoen. (…)

Met betrekking tot de klaagschriftprocedure komt u gelukkig wel in aanmerking voor een toevoeging. (…)”

2.7 De onder 2.6 genoemde brief van 1 mei 2013 vermeldt dat daarbij een factuur en een kopie van het ingediende klaagschrift als bijlage zijn gevoegd.

2.8 Op 1 mei 2013 heeft verweerder een aanvraag om een toevoeging ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand voor zijn rechtsbijstand in de klaagschriftprocedure. Op 9 mei 2013 is de toevoeging verstrekt. Aan klaagster werd een eigen bijdrage van € 744,- opgelegd. De eigen bijdrage is door verweerder niet aan klaagster in rekening gebracht.

2.9 Bij sms-bericht van 6 mei 2013 heeft verweerder aan klaagster bericht, voor zover relevant:

“Ik heb geregeld dat een deel van de spullen al worden teruggegeven zoals telefoons, papieren, etc. Normaal gesproken hoor jij ze op te halen, maar het is helemaal in Den Haag, ik wil dat wel voor je halen woensdag, is dat ok? Ik krijg ook gelijk kopie dossier Vakkas. Over de rest van de spullen loopt de procedure nog. Ik hou je op de hoogte.”

2.10 In reactie op het bericht van verweerder heeft klaagster op 6 mei 2013 per sms bericht, voor zover relevant:

“Ik vind het goed dat jij het ophaald. Super bedankt.”

2.11 Op 12 mei 2013 heeft verweerder de van klaagster in beslag genomen goederen op haar privéadres afgeleverd.

2.12 Op 17 mei 2013 heeft verweerder per sms-bericht aan klaagster geschreven, voor zover relevant:

“Ik heb vandaag nogmaals met de politie gebeld, vervolgens de rechtbank en daarna ook de officier van justitie. De rechtbank heeft nog geen datum voor de behandeling van het klaagschrift die ik had ingediend om o.a. auto en geld terug te krijgen. De officier van justitie moet ik dinsdag terugbellen. Ik zet er maximale druk op zoals je weet, maar het zit je niet mee. Als ik dinsdag de officier van justitie heb gesproken bel ik jou op om je te informeren. Hoe moeilijk ook, probeer vol te houden.”

2.13 In reactie daarop heeft klaagster op 17 mei 2013 aan verweerder bericht:

“Dank je wel voor de moeite. Ik hoor dindsag wel van je.”

2.14 Op 19 juli 2013 heeft verweerder een aanvraag om een toevoeging ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand voor een strafprocedure in eerste aanleg. Deze toevoeging is op 25 juli 2013 verstrekt. Aan klaagster werd een eigen bijdrage ad € 77,- opgelegd. De eigen bijdrage is door verweerder niet aan klaagster in rekening gebracht.

2.15 Op 22 juli 2013 heeft tussen klaagster en verweerder een bespreking plaatsgevonden.

2.16 Op 23 juli 2013 heeft verweerder de zaak van klaagster met de officier van justitie besproken.

2.17 Op 2 september 2013 heeft verweerder een concept-brief aan de officier van justitie aan klaagster gemaild, met de bijbehorende e-mail:

“Kan je even kijken of de brief feitelijk klopt en je op en of aanmerkingen hebt? Doe ik hem daarna op de fax. (…)”

2.18 Bij e-mail van 2 september 2013 heeft klaagster als volgt naar verweerder gereageerd:

“Ik heb het gelezen. Van mij mag je het op de fax zetten. Ik heb verder geen aanvulling. Bedankt nog!”

2.19 Bij brief van 24 januari 2014 heeft een andere advocaat namens klaagster verweerder verzocht het dossier van klaagster over te dragen.

2.20 Bij brief van 11 maart 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder een bedrag van € 1.000,- in rekening heeft gebracht voor de door hem verrichte werkzaamheden, terwijl een toevoeging is afgegeven;

b) verweerder niet aanwezig was bij het politieverhoor van 4 april 2013;

c) verweerder geen inzicht heeft gegeven in zijn werkzaamheden;

d) verweerder niet proportioneel zou hebben gedeclareerd;

e) verweerder achteraf brieven heeft opgesteld die niet zijn verzonden en teksten heeft gemanipuleerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij aan klaagster heeft uitgelegd dat zij niet in aanmerking kwam voor een toevoeging voor het bijwonen van het verhoor op 4 april 2013. Omdat klaagster bij het verhoor wel wilde worden bijgestaan door een advocaat, is verweerder daarop met haar een vast tarief van

€ 1.000,- overeengekomen. Vervolgens heeft verweerder twee toevoegingen aangevraagd voor klaagster, zowel voor een klaagschriftprocedure als voor een TOM-procedure. Beide toevoegingen zijn verleend. De werkzaamheden die blijken uit de urenspecificatie en samenhingen met het verhoor van klaagster, vallen niet onder het bereik van de toevoegingen en kunnen niet worden verantwoord aan de Raad voor Rechtsbijstand. De eigen bijdragen gemoeid met de toevoegingen zijn door verweerder niet in rekening gebracht bij klaagster.

4.2 Met betrekking tot de klacht dat verweerder niet aanwezig was bij het politieverhoor van 4 april 2013 voert verweerder aan dat hij dit met klaagster heeft gecommuniceerd en dat zij er mee heeft ingestemd dat een toenmalige kantoorgenoot van verweerder aanwezig zou zijn.

4.3 Verweerder voert voorts aan dat hij de belangen van klaagster afdoende heeft behartigd en niet verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft regelmatig contact gehad met klaagster, waarbij hij duidelijk uitleg en inzicht heeft gegeven over zijn werkzaamheden. Zo heeft verweerder uitgebreid contact gehad met klaagster over de teruggave van de in beslag genomen goederen en haar geïnformeerd over het gesprek dat hij heeft gevoerd met de officier van justitie. Zijn brief aan de officier van justitie heeft verweerder eerst in concept aan klaagster voorgelegd, met welk concept zij heeft ingestemd. 

4.4 De klacht dat verweerder niet proportioneel zou hebben gedeclareerd wordt door hem betwist. Er was immers een vaste prijsafspraak met klaagster gemaakt. De urenspecificatie is zorgvuldig en correct opgesteld.

4.5 Tot slot voert verweerder aan dat er geen sprake van is dat hij, zoals klaagster stelt, brieven en teksten zou hebben gemanipuleerd. Met betrekking tot de opdrachtbevestiging van 1 mei 2013, waarvan klaagster stelt dat zij die niet zou hebben ontvangen, merkt verweerder op dat klaagster wel de eerste factuur van € 500,- die als bijlage aan die opdrachtbevestiging was gehecht heeft voldaan. Het klaagschrift, waarvan klaagster ontkent dat zij dat heeft ontvangen, is eveneens meegestuurd als bijlage met de opdrachtbevestiging van 1 mei 2013.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en d)

5.1 In de kern komen deze klachtonderdelen erop neer dat verweerder geen vaste prijsafspraak van ad € 1.000,- met klaagster had mogen maken, daar zij voor een toevoeging in aanmerking kwam.

5.2 Klaagster betwist niet dat zij daadwerkelijk met verweerder is overeengekomen dat hij voor zijn werkzaamheden die betrekking hadden op het verhoor € 1.000,- in rekening zou brengen. Door verweerder is, onder verwijzing naar relevante jurisprudentie, aangevoerd dat voor niet-aangehouden verdachten geen recht op gefinancierde rechtsbijstand voor politieverhoor bestaat. Anders dan klaagster stelt, kan uit de stukken niet worden afgeleid dat zij daadwerkelijk is aangehouden. Nu het er voor moet worden gehouden dat zij als niet-aangehouden verdachte is gehoord, is de raad met verweerder van oordeel dat de  werkzaamheden die verweerder heeft verricht in verband met het verhoor van klaagster niet onder de toevoeging vielen, zodat het verweerder was toegestaan om voor die werkzaamheden een vaste prijsafspraak met klaagster te maken. Klachtonderdeel a faalt dan ook.

5.3 Ook klachtonderdeel d, inhoudende dat verweerder niet proportioneel zou hebben gedeclareerd, faalt. Indien sprake is van een vaste prijsafspraak is een urenspecificatie niet relevant, aangezien de prijs is overeengekomen, ongeacht het aantal uren dat aan de werkzaamheden is besteed. Verweerder heeft gedeclareerd conform de tussen partijen gemaakte afspraken, zodat ook dit klachtonderdeel faalt.

5.4 Beide klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Met klachtonderdeel b verwijt klaagster verweerder dat hij haar niet heeft bijgestaan tijdens het politieverhoor op 4 april 2013.

5.6 Uit de in paragraaf 2.3 en 2.4 genoemde sms-correspondentie tussen klaagster en verweerder, die door klaagster niet is betwist, blijkt onomstotelijk dat klaagster ervan op de hoogte was dat verweerder haar niet kon bijstaan bij het verhoor en dat zij er zelf mee heeft ingestemd dat een kantoorgenoot van klager haar zou bijstaan. Ook klachtonderdeel b faalt.

Ad klachtonderdeel c)

5.7 Klachtonderdeel c houdt in dat verweerder geen inzage zou hebben gegeven in de door hem uitgevoerde werkzaamheden. Verweerder heeft dit klachtonderdeel gemotiveerd betwist. Onder meer heeft hij verwezen naar het klaagschrift, waarvan klaagster volgens verweerder een afschrift heeft ontvangen bij de opdrachtbevestiging van 1 mei 2013, de sms-correspondentie die hiervoor is weergegeven onder 2.12 en 2.13, de bespreking met klaagster op 22 juli 2013 alvorens de bespreking tussen verweerder en de officier van justitie, de brief aan de officier van justitie die verweerder eerst in concept aan klaagster heeft voorgelegd op 2 september 2013 en haar instemmende reactie daarop. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder heeft klaagster geen concrete feiten en omstandigheden gesteld, waaruit zou volgen dat verweerder haar niet op de hoogte zou hebben gehouden van de ontwikkelingen in haar zaak. Klachtonderdeel c is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.8 Ten aanzien van klachtonderdeel e, inhoudende dat verweerder brieven zou hebben opgesteld die nimmer aan klaagster zijn verzonden en teksten heeft gemanipuleerd, overweegt de raad dat uit het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard niet kan worden afgeleid dat verweerder zo zou hebben gehandeld als klaagster stelt. Onder meer is niet gebleken dat de door verweerder opgestelde opdrachtbevestiging niet door klaagster zou zijn ontvangen, nu zij de declaratie die als bijlage bij die opdrachtbevestiging was meegestuurd wel heeft voldaan. Ook is niet gebleken dat verweerder teksten heeft gemanipuleerd. Het enkele feit dat de datum van een bespreking verkeerd is weergegeven in de opdrachtbevestiging maakt niet dat kan worden gesproken van manipulatie van teksten door verweerder. Derhalve is ook klachtonderdeel e ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. R. Lonterman, E.M.J. van Nieuwenhuizen, J.H.P. Smeets en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl