ECLI:NL:TADRAMS:2014:337 Raad van Discipline Amsterdam 14-202NH en 14-204NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:337
Datum uitspraak: 15-12-2014
Datum publicatie: 23-12-2014
Zaaknummer(s): 14-202NH en 14-204NH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Klacht en dekenbezwaar omtrent gedragingen van verweerder in de privésfeer. Het enkele feit dat verweerder een handtekening heeft nagemaakt op een juridisch relevant document is een gedraging die een advocaat niet past. Verweerder heeft daarmee het vertrouwen in de advocatuur beschaamd. Voorwaardelijke schorsing van één maand.

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak 14-202NH en 14-204NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

en het dekenbezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

deken

tegen

advocaat te      

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven aan de raad van 8 augustus 2014 met kenmerk td/es/13-418 en rm/es/14-239, door de raad ontvangen op 11 respectievelijk 12 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht en het dekenbezwaar zijn behandeld ter zitting van de raad van 20 oktober 2014 in aanwezigheid van klaagster, de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brieven van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 37, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken in de zaak met kenmerk td/es/13-418.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft gedurende vierenhalf jaar een affectieve relatie met verweerder gehad. Tot april 2012 woonde zij met hem samen.

2.3 Verweerder heeft een brief aan ASR van 12 januari 2011, betreffende de afkoop van de levensverzekering van klaagster, opgesteld. Deze brief is door verweerder met de handtekening van klaagster ondertekend.

2.4 Op 25 februari 2011 is een formulier voor afkoop van de levensverzekering van klaagster aan ASR gestuurd.

2.5 Bij faxbericht van 10 februari 2011 aan ASR, wederom door verweerder opgesteld en door hem met de handtekening van klaagster ondertekend, is aan ASR verzocht de afkoopwaarde van de polis over te maken op het rekeningnummer van klaagster en verweerder samen. Deze fax is verstuurd op het briefpapier van het kantoor van verweerder.

2.6 Bij brief met bijlagen van 9 november 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zonder medeweten van klaagster haar handtekening heeft vervalst op drie brieven, gedateerd 12 januari 2011, 25 januari 2011 en 10 februari 2011, aan verzekeraar ASR voor de afkoop van de levensverzekering van klaagster. Het grootste deel van de afkoopsommen heeft verweerder na uitbetaling door ASR aan klaagster naar zijn privé-rekening overgemaakt.

4 BEZWAAR

4.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven in, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder op briefpapier van zijn kantoor aan ASR opdracht heeft gegeven tot afkoop van een levensverzekering ten name van klaagster. Verweerder heeft deze fax op naam gesteld van klaagster en ondertekend als klaagster, waarna uitbetaling is gevolgd. Verweerder erkent de handtekening van klaagster te hebben vervalst en heeft blijkbaar niet overwogen de fax p.o. te ondertekenen. Door de fax op briefpapier van kantoor te printen heeft verweerder de link met zijn praktijk gelegd.

5 VERWEER

5.1 Verweerder stelt dat de klacht deel uitmaakt van een lastercampagne van klaagster, die zij al anderhalf jaar tegen hem voert. Volgens verweerder raken de feiten die klaagster stelt niet zijn functioneren als advocaat. Hij is ook nimmer opgetreden als advocaat van klaagster. Nu het een privé aangelegenheid betreft, dient klaagster volgens verweerder dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. 

5.2 Verweerder erkent de brief van 12 januari 2011 en de fax van 10 februari 2011 aan de ASR te hebben opgesteld en ondertekend met de handtekening van klaagster. Hij kan niet met zekerheid zeggen of het afkoopformulier van 25 januari 2011 ook door hem is ondertekend. Volgens verweerder doet dit echter niet ter zake, nu alles gebeurde met volledig medeweten en uit naam van klaagster. Naderhand heeft klaagster immers ook diverse brieven van ASR ontvangen, ter bevestiging en verdere afwikkeling van het afkoopverzoek. Deze brieven zijn allemaal aan klaagster zelf gericht c.q. geadresseerd geweest op haar woonadres. Daaruit volgt dat klaagster op de hoogte was van het afkoopverzoek. Bovendien is het afkoopbedrag op haar rekening gestort. Er is geen gedraging geweest, die in het licht van zijn beroepsuitoefening als absoluut ongeoorloofd moet worden geacht, aldus verweerder.

6 BEOORDELING

6.1 Nu de klacht en het dekenbezwaar op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben, zal de raad deze gezamenlijk behandelen.

6.2 De klacht en het dekenbezwaar hebben betrekking op gedragingen van verweerder in de privésfeer. Volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline worden privégedragingen van een advocaat alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, wanneer daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Daarvan kan sprake zijn wanneer er een zeker verband met de praktijkuitoefening is of wanneer de verweten gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

6.3 Anders dan verweerder is de raad van oordeel dat het tuchtrecht in deze zaak van toepassing is. De klacht heeft betrekking op een gedraging die, in het licht van de integriteit behorend bij de beroepsuitoefening van een advocaat, als absoluut ongeoorloofd wordt beschouwd. Verweerder heeft immers niet betwist dat hij meerdere keren de handtekening van klaagster heeft nagemaakt. Of klaagster daar, zoals verweerder stelt en zij betwist, van af wist of niet, doet naar het oordeel van de raad niet ter zake. Het enkele feit dat verweerder een handtekening namaakt op een juridisch relevant document is een gedraging die een advocaat niet past. Daarbij is ook van belang dat verweerder, door de fax van 10 februari 2011 op briefpapier van zijn kantoor te versturen, de link naar zijn beroep heeft gelegd.

6.4 De raad is van oordeel, dat verweerder bij zijn handelen als privépersoon de grenzen van het betamelijke op zodanige wijze heeft overschreden, dat hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft beschaamd. De klacht van klager en het dekenbezwaar zijn derhalve gegrond.

7 MAATREGEL

7.1 De raad acht de klacht en het dekenbezwaar dermate ernstig dat zij aanleiding ziet voor een zware tuchtrechtelijke maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart de klacht gegrond;

-  verklaart het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

-  bepaalt dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op de grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-  stelt de proeftijd op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. R. Lonterman, E.M.J. van Nieuwenhuizen, J.H.P. Smeets en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl