ECLI:NL:TADRAMS:2014:33 Raad van Discipline Amsterdam 13-258Noord-Ned.

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:33
Datum uitspraak: 10-02-2014
Datum publicatie: 11-02-2014
Zaaknummer(s): 13-258Noord-Ned.
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht tegen griffier van de raad van discipline in het arrondissement Arnhem-Leeuwarden, die i) zou zijn tekortgeschoten bij de behandeling van een klacht en ii) daarin buiten haar bevoegdheden zou zijn getreden. Verzet ongegrond met korte bevestiging.  

Beslissing van 10 februari 2014

in de zaak 13-258 Noord-Ned.

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 oktober 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

in haar hoedanigheid van griffier van de

Raad van Discipline in het ressort

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 11 mei en 22 juni 2013 hebben klager en de Vereniging van Eigenaren De Oude Haven (hierna: de vereniging) een klacht ingediend over de wijze waarop verweerster is omgegaan met hun klacht van 22 april 2013 tegen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland.

1.2 Bij beschikking van 1 juli 2013 heeft de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.

1.3 Bij brief van 20 augustus 2013, met kenmerk 2013 KN 116, aan de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland het onderzoek naar de klacht afgerond en erop gewezen dat de tuchtrechtspraak in eerste aanleg dient te worden uitgeoefend door een door de voorzitter van het Hof van Discipline ambtshalve aan te wijzen andere Raad van Discipline, aangezien verweerster griffier is van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

1.4 Bij beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 3 september 2013, door de raad ontvangen op 5 september 2013, is de raad op grond van artikel 46a, derde lid, van de Advocatenwet aangewezen om de vorenbedoelde klacht te behandelen.

1.5 Bij beslissing van 7 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 

8 oktober 2013 is verzonden aan klager.

1.6 Bij faxbrief van 22 oktober 2013 hebben klager en de vereniging verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.7 Bij brief van 11 november 2013, door de raad ontvangen op 15 november 2013, heeft de vereniging haar klacht, althans haar verzet, ingetrokken.

1.8 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2013.

1.9 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 oktober 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter heeft miskend dat de ontvangst van een klacht binnen een week dient te worden bevestigd ongeacht vakantie van de griffier en dat de voorzitter er ten onrechte van is uitgegaan dat de griffier enige bevoegdheid dan wel vrijheid van handelen heeft ter zake van de behandeling van een klacht.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs L.D.H. Hamer, P. van Lingen, G. Kaaij en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.