ECLI:NL:TADRAMS:2014:287 Raad van Discipline Amsterdam 14-111A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:287
Datum uitspraak: 21-10-2014
Datum publicatie: 22-10-2014
Zaaknummer(s): 14-111A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over kwaliteit werkzaamheden. Ongegrond, niet aannemelijk.

Beslissing van 21 oktober 2014 

in de zaak 14-111A

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster

tegen:

Mevrouw mr.

Advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 1 mei  2014 met kenmerk 4013-1070, door de raad ontvangen op 2 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 2 september 2014. Verschenen zijn: klaagster, vergezeld door haar zoon als gemachtigde, en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 t/m 15 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster heeft klaagster rechtsbijstand gegeven in een echtscheidingsprocedure. De procedure was opgestart door de echtgenoot die € 500 partneralimentatie vroeg. Bij de rechtbank bestreed verweerster dat verzoek en vroeg zij voor klaagster € 500 kinderalimentatie ten behoeve van een kind van partijen. Daarbij beriep zij zich op (inkomsten uit) in het buitenland gelegen onroerende zaken. Op 9 mei 2012 heeft verweerster bewijsstukken betreffende deze onroerende zaken in geding gebracht. De rechtbank wees de kinderalimentatie af bij beschikking van 25 juli 2012.

2.3 Per brief van 10 oktober 2012 bevestigt verweerster aan klaagster de opdracht om appèl in te stellen. De brief benoemt summier het rechtsprobleem, maar verweerster geeft geen garanties betreffende de uitkomst. Daarnaast bevestigt verweerster de financiële consequenties van de rechtsbijstand (griffierecht en eigen bijdrage) en tenslotte verklaart verweerster haar algemene voorwaarden van toepassing.

2.4 Het gerechtshof geeft een beschikking op 26 maart 2013. Het gerechtshof wijst alsnog € 67 kinderalimentatie toe op basis van verdeling van de draagkracht van de man over de kinderen ten aanzien waarvan hij onderhoudsplichtig is, zonder dat de stellingen van klaagster over het onroerend goed tot het aannemen van een hogere draagkracht leiden. Per brief van 27 maart 2013 geeft verweerster uitleg over het resultaat van het hoger beroep.

2.5 Op 4 maart 2013 heeft de zoon van klaagster stukken opgevraagd bij verweerster. Verweerster heeft deze toegestuurd op 27 maart 2013. Verweerster heeft onbezoldigd enige aanvullende diensten verzorgd om klaagster in staat te stellen ook in Marokko een echtscheidingsprocedure te voeren.

2.6 Klaagster heeft de facturen van verweerster niet betaald. Verweerster heeft een deurwaarder ingeschakeld.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) zich niet goed of helemaal niet heeft ingezet voor haar zaak;

b) slecht of niet bereikbaar was;

c) haar administratie niet op orde heeft;

d) geen nuttige informatie heeft verstrekt die van belang was voor de zaak van klaagster;

e) klaagster veel kosten heeft laten maken die onder “rechtsbijstand” vallen, zoals vertalingskosten.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter, gezien het bepaalde in artikel 46  Advocatenwet, mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. De tuchtrechter zal daarbij rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar  worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

ad klachtonderdeel a 

4.2 De aanleiding van de klacht is (mede) het voor klaagster teleurstellende resultaat van een procedure bij de rechtbank en het gerechtshof Amsterdam. Dat verweerster zich onvoldoende voor de belangen van klaagster heeft ingezet, is echter niet gebleken. Klaagster heeft gesteld dat verweerster de eigendomsbewijzen van de huizen van de ex-partner pas op de laatste dag voor de zitting bij de rechtbank heeft ingediend. Daartegenover heeft verweerster bewijs overgelegd (een F9 fomulier met ontvangststempel van de centrale balie) waaruit volgt dat zij deze stukken op 9 mei 2012 heeft ingediend, terwijl de zitting op 16 mei plaatsvond. Uit de beschikking van de rechtbank blijkt dat de rechtbank tot uitgangspunt neemt dat de ex-partner dit onroerend goed bezit. Toch neemt de rechtbank gelet op het verweer ter zitting aan dat de ex-partner, die een inkomen onder de bijstandsnorm heeft, geen draagkracht heeft. Het laat indienen van stukken speelt, anders dan klaagster stelt,  bij de beschikking geen rol.

4.3 De inzet van het appèl was er op gericht toch een hogere draagkracht aan te laten nemen door de mogelijke inkomsten uit onroerend goed. De ex-partner heeft de stellingen van verweerster over de inkomsten uit onroerend goed in het hoger beroep met vrucht bestreden. Het appèl slaagt overigens toch, zij het beperkt: het hof wijst € 67 kinderalimentatie toe. Klaagster heeft niet duidelijk gemaakt welke argumenten of strategieën tot een beter resultaat hadden moeten leiden.  Klachtonderdeel a zal ongegrond worden verklaard.

ad klachtonderdeel b

4.4 Dat verweerster onvoldoende bereikbaar was, is niet gebleken. Verweerster erkent overigens wel dat zij laat heeft gereageerd op een specifieke email van mei 2013 waarbij een rol speelt dat sprake was van onbetaalde facturen. Feit is dat de factuur betreffende de eerste aanleg toen al anderhalf jaar openstond. In het dossier bevinden zich emails met uitleg over de zaak en reacties over en weer. Klaagster had behoefte aan een gesprek voorafgaande aan de zitting waar geen tijd meer voor was omdat verweerster laat arriveerde. Verweerster kan zich niet herinneren afegsproken te hebben dat zij een half uur vantevoren aanwezig zou zijn. Voor een tuchtrechtelijk verwijt bestaat onvoldoende aanleiding nu niet blijkt op welke wijze het belang van klaagster zou zijn geschaad.

4.5 Van een advocatenkantoor mag tenslotte een behoorlijke telefonische bereikbaarheid worden verwacht. Tegenover het verwijt dar verweerster telefonisch slecht bereikbaar was heeft verweerster gesteld dat haar kantoor, waar ook een juridisch medewerker werkt, goed bereikbaar was en dat ‘’zeven van de tien’’ telefoontjes zijn beantwoord. Klachtonderdeel b wordt ongegrond verklaard.

ad klachtonderdeel c

4.6 Er is sprake van een door verweerster gecorrigeerde fout bij het in rekening stellen van eigen bijdrage en griffierecht. Deze omissie rechtvaardigt niet de conclusie dat de administratie van verweerster niet op orde is. Klaagster is verder ook niet in haar belang geschaad.

ad klachtonderdeel d

4.7 De raad zal dit klachtonderdeel afwijzen als onvoldoende onderbouwd. Het is voor de raad niet duidelijk welke informatie verweerster over haar zaak had moeten geven. In elk geval kan blijkens de emails en de overige stellingen van partijen niet worden gezegd dat over de aanpak zaak geen overleg heeft plaatsgevonden. De voorlichting die verweerster gaf heeft ook betrekking op de door haar niet behandelde procedure in Marokko en op “nazorg”.

ad klachtonderdeel e

4.8 Toevoegingen dekken in bepaalde gevallen vertaalkosten en klaagster verwijt verweerster dat de vertaalkosten voor rekening van klaagster zijn gekomen. Daartegenover stelt verweerster onbetwist dat de zoon van klaagster de betreffende stukken (de eigendomsbewijzen van de woningen) al eigener beweging had laten vertalen en legaliseren in Rabat zodat het al te laat was om dekking te vragen onder het bereik van de toevoeging.

4.9 Klaagster heeft verder nog gesteld dat voor het hoger beroep alleen griffierecht zou worden gerekend en geen eigen bijdrage. Dat volgt niet uit de opdrachtbevestiging van 18 oktober 2012. Klachtonderdeel e wordt ongegrond verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door : mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. N.M.N. Klazinga, M. Middeldorp, G.J.W. Pulles, K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam  

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door;

- klaagster

- de  deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de  deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl