ECLI:NL:TADRAMS:2014:282 Raad van Discipline Amsterdam 14-143NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2014:282 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-10-2014 |
Datum publicatie: | 21-10-2014 |
Zaaknummer(s): | 14-143NH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzetzaak. Klacht betreft de eigen advocaat. Verzet heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Verzet is ongegrond. |
Beslissing van 20 oktober 2014
in de zaak 14-143NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 juni 2014 op de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 23 mei 2014 met kenmerk td/md/13-279, door de raad ontvangen op 26 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 juni 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 26 juni 2014, door de raad ontvangen op 30 juni 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 26 juni 2014.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
a. de voorzitter heeft miskend dat verweerster de stukken van Bureau Jeugdzorg niet op voorhand aan de rechtbank heeft toegestuurd en deze onvoldoende heeft toegelicht tijdens de zitting, waardoor de rechter de stukken niet inhoudelijk heeft behandeld;
b. de voorzitter voorbij is gegaan aan het feit dat verweerster de stukken die zij aan de rechtbank heeft gestuurd niet vooraf met klager heeft besproken, zodat hij geen correcties heeft kunnen aanbrengen;
c. de voorzitter heeft miskend dat de draagkrachtberekening door verweerster foutief is uitgevoerd.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.2 De raad heeft niet kunnen vaststellen dat klager er bij verweerder op heeft aangedrongen om het rapport van Bureau Jeugdzorg op voorhand aan de rechtbank toe te sturen. Verweerder heeft ook anderszins niet in strijd met de op haar rustende zorgplicht gehandeld door het rapport pas tijdens de zitting aan de rechter te overhandigen. Het belang van het rapport voor het oordeel van de rechter leek op voorhand immers beperkt omdat de kinderen in kwestie, die ouder waren dan twaalf jaar, zelf niet bij klager wilden wonen. Daarbij kwam nog dat het rapport niet onverdeeld gunstig was voor klager. Overigens volgt uit de beschikking die de rechter op 9 januari 2013 heeft gegeven dat de rechter het rapport van Bureau Jeugdzorg heeft meegewogen in zijn oordeel. Het is niet aannemelijk geworden dat het op voorhand toesturen van het rapport de belangen van klager beter zou hebben gediend.
4.3 Met betrekking tot de draagkrachtberekening geldt dat niet is vast komen te staan dat de door verweerster opgestelde berekening onjuist is geweest. Met name is feitelijk niet komen vast te staan dat klager ten tijde van het indienen van het verweerschrift (niet 100% maar) slechts 50% van de hypotheekrente voor de voormalige echtelijke woning van zijn inkomen mocht aftrekken. Wat de ontvangen reiskostenvergoeding betreft, is door klager niet weersproken dat de door verweerster opgestelde berekening – waarin daarmee geen rekening is gehouden, volgens verweerster omdat zij daarvan eerst na de zitting vernam – in zijn voordeel is geweest.
4.4 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden ook overigens niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, M.W. Schüller, A.M. Vogelzang en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.