ECLI:NL:TADRAMS:2014:280 Raad van Discipline Amsterdam 14-104A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:280
Datum uitspraak: 20-10-2014
Datum publicatie: 21-10-2014
Zaaknummer(s): 14-104A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 13 gehandeld door in verzoekschrift mededelingen te doen omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen. Klacht gegrond, maatregel van enkele waarschuwing.

Beslissing van 20 oktober 2014

in de zaak 14-104A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam      

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 april 2014 met kenmerk 4013-1305, door de raad ontvangen op 24 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 9, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft als advocaat een werknemer bijgestaan in een door de cliënte van verweerder (de werkgever) aanhangig gemaakte procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Partijen hebben getracht middels een schikking tot een regeling te komen, hetgeen niet is gelukt.

2.3 Het door verweerder bij de rechtbank ingediende verzoekschrift luidt, voor zover relevant, als volgt:

“13. Partijen hebben middels tussenkomst van hun advocaten getracht tot een regeling te komen. [Werkgever] heeft steeds voorstellen gedaan waarbij men zoveel mogelijk op grond van redelijkheid tot een regeling wenste te komen. Echter, omdat [werknemer] steeds vasthield aan een volledige schadevergoeding, inclusief een volledige pensioenschadevergoeding, zijn partijen er niet in geslaagd om een regeling te treffen. Daarentegen heeft [werkgever] als laatste voorstel aan [werknemer] een vergoeding voorgesteld op grond van kantonrechtersformule met Correctiefactor C=1. Hetgeen in het onderhavige geval, ook gezien de feiten en omstandigheden ten aanzien van de wederzijdse inspanningen in de hiervoor liggende periode, volledig recht doet aan de positie van beide partijen. (...)

15. (…) Doch zijn de advocaten over en weer met elkaar in overleg gebleven om deze kwestie toch middels een beëindiging met wederzijds goedvinden af te wikkelen. Temeer omdat partijen beseffen dat een verdere samenwerking niet meer werkbaar zal zijn. Beide partijen hebben toenadering gezocht en wat water bij de wijn gedaan. Doch is de afstand tussen hun laatste voorstellen niet overbrugbaar gebleken.”

2.4 Bij e-mail van 31 oktober 2013 heeft klager verweerder verzocht het door verweerder ingediende verzoekschrift in te trekken en opnieuw een verzoekschrift in te dienen, waarbij de hiervoor onder punt 2.3 genoemde opmerkingen achterwege zouden worden gelaten.

2.5 Bij brief van 5 november 2013 heeft verweerder klager bericht daartoe niet bereid te zijn. Verweerder heeft vervolgens voorgesteld om de rechter te verzoeken enkele passages uit de onder 2.3 genoemde opmerkingen buiten beschouwing te laten. Klager is met dat voorstel niet akkoord gegaan.

2.6 Bij brief met bijlagen van 10 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 13, door zonder toestemming van klager in een verzoekschrift aan de rechtbank mededelingen te doen over de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder is van mening dat gedragsregel 13 ziet op schikkingsonderhandelingen en niet op het geval “dat een partij onvoorwaardelijk aanbiedt wat zij meent te willen betalen en dat aanbod handhaaft tijdens de procedure”. Met een beroep daarop kan volgens verweerder geen verkeerde indruk worden gewekt. Het is geboden dat daarvan melding mag worden gemaakt, omdat daardoor een ongerechtvaardigde veroordeling in de proceskosten kan worden voorkomen. Verweerder meent voorts dat hij geen mededeling mocht doen van de inhoud van schikkingsonderhandelingen, maar dat het hem vrij stond om de rechter mee te delen dat schikkingsonderhandelingen zijn gevoerd, maar niet geslaagd. Volgens verweerder heeft hij daarmee geenszins inhoudelijk inzicht gegeven in de tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen. Tot slot voert verweerder nog aan dat hij bereid is geweest de kantonrechter te verzoeken de door hem aangegeven passages uit de onderdelen 13 en 15 van het verzoekschrift buiten beschouwing te laten, en dat zijn algemene beschrijving van de schikkingsonderhandelingen geen invloed heeft gehad op het oordeel van de kantonrechter.

5 BEOORDELING

5.1 Het is een advocaat in beginsel verboden om zonder toestemming van de wederpartij mededelingen te doen omtrent de inhoud van de tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen. De ratio van dit verbod is dat daarmee onderling overleg tussen advocaten, onderhandelingen en het zoeken naar oplossingen buiten rechte wordt vergemakkelijkt.

5.2 Uit het dossier blijkt – zie feiten onder 2.3 – dat verweerder in zijn verzoekschrift aan de kantonrechter mededelingen heeft gedaan omtrent de inhoud van de tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen.  Vast staat dat klager geen toestemming heeft gegeven voor het doen van die mededelingen.

5.3 Met verweerder is de raad van oordeel dat de passage in het verzoekschrift over de vergoeding conform de kantonrechtersformule met een correctiefactor c=1 geoorloofd was, nu verweerder in hetzelfde verzoekschrift heeft vermeld dat de werkgever bereid was de vergoeding conform de kantonrechtersformule met een correctiefactor c=1 te handhaven.

5.4 Verweerder heeft in zijn verzoekschrift echter ook vermeld dat de werknemer (aanvankelijk) steeds vasthield aan een volledige schadevergoeding, inclusief een volledige pensioenschadevergoeding, maar dat beide partijen beseften dat een verdere samenwerking niet meer werkbaar zou zijn en dat zij vervolgens ieder wat water bij de wijn hebben gedaan. Hiermee heeft verweerder onder meer op voorhand afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het standpunt dat de werknemer in rechte wilde innemen (en ook heeft ingenomen), te weten afwijzing van het verzoek van de werkgever en dus voortzetting van het dienstverband. Door het doen van de desbetreffende mededelingen over de schikkingsonderhandelingen heeft verweerder dan ook in strijd gehandeld met de letter en de strekking van het hiervoor bedoelde verbod en heeft hij niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, M.W. Schüller, A.M. Vogelzang en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl