ECLI:NL:TADRAMS:2014:239 Raad van Discipline Amsterdam 14-097NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:239
Datum uitspraak: 15-09-2014
Datum publicatie: 16-09-2014
Zaaknummer(s): 14-097NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht betreft de advocaat van de wederpartij. Verzet heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Verzet is ongegrond.

Verzetbeslissing van 15 september 2014

in de zaak 14-097NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de     plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6      mei 2014 op de klacht van:

mevrouw drs.

gemachtigde:

Dr.

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 april 2014 met kenmerk td/np/13-315, door de raad ontvangen op 17 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 6 mei 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klachtonderdeel a kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 mei 2014 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 mei 2014, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 juli 2014 in aanwezigheid van verweerster.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klaagster van 15 mei 2014;

- de e-mail van 8 juli 2014 van klaagster aan de raad met aanvullende stukken.

2 FEITEN

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a) Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft klaagster gesteld dat niet alleen de stafarts en regiomanager geen kans hebben op een eerlijk proces, maar dat dit ook voor klaagster geldt. In feite voert nu de werkgever (J. B.V.) verweer bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en de zakelijke belangen van J. B.V.. zijn door verweerster in die procedures ingebracht. Klaagster wordt in ernstige mate in haar belangen geschaad en zij persisteert in haar klacht dat er een ontoelaatbaar belangenconflict bestaat zoals eerder uiteen is gezet;

b) Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klaagster naar voren gebracht dat de gronden voor verzet en de motiveringen reeds uiteen zijn gezet in twee verzetschriften welke eerder zijn ingediend met betrekking tot de hoger beroepprocedure bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Voor de gronden van verzet en motiveringen heeft klaagster verwezen naar de inhoud van die verzetschriften.

4 BEOORDELING

4.1 Met betrekking tot de door klaagster naar voren gebrachte gronden van verzet overweegt de raad als volgt.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk dan wel ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, mr. B.J. Sol, mr. A.M. Vogelzang en mr. R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15  september 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.