ECLI:NL:TADRAMS:2014:234 Raad van Discipline Amsterdam 14-219NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:234
Datum uitspraak: 08-09-2014
Datum publicatie: 16-09-2014
Zaaknummer(s): 14-219NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Kennelijk niet-ontvankelijk wegens 5 jaar tijdsverloop respectievelijk ne bis in idem.

Beslissing van 8 september 2014

in de zaak 14-219NH

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster,

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder.

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 14 augustus 2014, met kenmerk 14-056, door de raad ontvangen op 15-8-2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is verwikkeld in een geschil met haar twee broers en een zuster over de afwikkeling van een nalatenschap van hun op 27 februari 2004 overleden vader. De verkoop van een woning speelt daarbij een rol. Verweerder is opgetreden als advocaat van deze broers en zuster.

1.3 Eerdere klachten van klaagster tegen verweerder zijn door de advocatentuchtrechter (kennelijk) niet-ontvankelijk en/of ongegrond verklaard.

1.4 Bij brief van 7 februari 2014 aan de deken heeft klaagster zich opnieuw beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) procedeert om te procederen;

b) klaagster valselijk beschuldigt van het onttrekken van geld aan de erfenissen;

c) het aan klaagster toekomende kwart van de verkoopopbrengst van de woning door de notaris onder de echtgenoot van klaagsters zuster heeft doen storten; klaagster vindt dit onbegrijpelijk;

d) ten onrechte de titel “kandidaat-notaris” heeft gevoerd.

3 BEOORDELING

3.1 De klachtonderdelen a, b en c lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De voorzitter overweegt daarover als volgt. Verweerder heeft betoogd dat deze klachtonderdelen feiten betreffen uit de periode 2008-2009. Dat is door klaagster niet weersproken.

3.2 Voor de beoordeling of een klacht na een lang tijdsverloop nog kan worden ontvangen, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Of het tijdsverloop onredelijk lang is, bepaalt de tuchtrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval. Er geldt (nog) geen vaste wettelijke vervaltermijn, maar in het algemeen wordt in de jurisprudentie – en in de nieuwe Advocatenwet die waarschijnlijk met ingang van 1 januari 2015 in werking zal treden – een termijn van drie jaar aangehouden.

3.3 Toen klaagster de onderhavige klacht indiende, waren vijf jaren gepasseerd.  Voor dit tijdsverloop zijn de voorzitter geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid.

3.4 Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter de termijn waarbinnen de klachtonderdelen a, b en c zijn ingediend onredelijk lang, hetgeen leidt tot kennelijk niet-ontvankelijkverklaring van deze onderdelen. De voorzitter laat hierbij in het midden of er ook andere gronden (zoals het hierna te bespreken ne bis in idem – beginsel) zijn om deze klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.

3.5 Met betrekking tot klachtonderdeel d) overweegt de voorzitter het volgende. Ook in tuchtrechtelijke procedures geldt het zogenaamde ne bis in idem – beginsel. Dat betekent dat dezelfde klacht niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd. Het huidige verwijt is inhoudelijk gelijk aan de eerdere klacht van klaagster over het door verweerder voeren van de titel “kandidaat-notaris”. Die klacht is door de voorzitter op 23 augustus 2013 (13-216NH) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat klaagster geen belang had bij die klacht over de advocaat van haar wederpartijen. Het tegen die voorzittersbeslissing gerichte verzet is door de raad op 14 januari 2014 ongegrond verklaard. Er zijn geen feiten gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van het ne bis in idem – beginsel in dit geval.

3.6 Om deze redenen zal de voorzitter klaagster ook in klachtonderdeel d kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klaagster in alle klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 8 september 2014

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.