ECLI:NL:TADRAMS:2014:23 Raad van Discipline Amsterdam 13-300NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:23
Datum uitspraak: 21-01-2014
Datum publicatie: 22-01-2014
Zaaknummer(s): 13-300NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster was gerechtigd incassomaatregelen jegens klager te treffen. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij voor haar cliënte diverse procedures tegen klager aanhangig heeft gemaakt. Verwijten dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klager alsmede te laat reageert op verzoeken van zijn advocaat worden niet concreet gemaakt of met feiten onderbouwd. Klacht ongegrond.

Beslissing van 21 januari 2014

in de zaak 13-300NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 oktober 2013 met kenmerk td/np/12-039, door de raad ontvangen op 14 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken

- de stukken genummerd 1 tot en met 22, genoemd in de inventarislijst  bij de brief van de deken

- de door klager bij e-mail van 25 november 2013 ingediende stukken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster treedt op als advocaat voor de ex-partner van klager. Klager en zijn ex-echtgenoot zijn verwikkeld (geweest) in diverse gerechtelijke procedures verband houdende met alimentatieverplichtingen van klager.

2.3 Bij beschikking van de rechtbank Alkmaar van 23 mei 2001 is de kinderalimentatie vastgesteld op NLG 500,- per maand per kind.

2.4 Kind R. is op 8 januari 2012 meerderjarig geworden. Op 18 januari 2012 heeft R. een verklaring ondertekend dat hij geen aanspraak meer wenst te maken op kinderalimentatie, verschuldigd door klager.

2.5 Bij beschikking van 10 april 2012 is R. onder curatele gesteld, waarbij tot curatoren zijn benoemd de ex-partner van klager en haar nieuwe partner. 

2.6 Op 28 augustus 2012 heeft klager een verzoek nihilstelling/verlaging alimentatie ingediend met ingang van 1 juni 2012. Vooruitlopend op de uitspraak in die procedure is klager een lager bedrag aan alimentatie aan zijn ex-partner gaan voldoen.

2.7 De deurwaarder heeft klager op 12 oktober 2012 aangezegd de achterstallige alimentatie binnen twee dagen te betalen. Hierop heeft klager een executie kort geding aanhangig gemaakt.

2.8 Bij brief van 23 oktober 2012 heeft verweerster namens de ex-partner van klager de door R. getekende verklaring van 18 januari 2012 buitengerechtelijk vernietigd. Voorts heeft zij een procedure tegen klager aanhangig gemaakt waarin zij vordert een verklaring voor recht dat de verklaring van R. op goede gronden is vernietigd. Omdat door de curatoren van R. voor de betreffende procedure geen toestemming aan de kantonrechter was gevraagd, zijn zij niet-ontvankelijk verklaard. Verweerster heeft hierop aangekondigd opnieuw een bodemprocedure aanhangig te zullen maken waarin de nietigverklaring van de afstandsverklaring wordt gevorderd.

2.9 Bij brief met bijlagen van 25 oktober 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.10 Bij vonnis van 6 december 2012 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van klager om de executie te staken afgewezen.

2.11 Bij beschikking van 22 mei 2013 heeft de rechtbank de alimentatie voor R. op nihil gesteld. Tegen deze beschikking heeft verweerster namens haar cliënte hoger beroep ingesteld. Ook heeft verweerster aangekondigd een kort geding tegen klager aanhangig te zullen maken, waarin voorlopige alimentatie voor R. zal worden gevorderd.

2.12 In zijn e-mail aan de deken van 16 juni 2013 heeft klager laten weten de klacht te willen doorzetten.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij de deurwaarder begin oktober 2012 heeft ingeschakeld ten einde de alimentatie voor beide kinderen te incasseren terwijl op 28 augustus 2012 een verzoekschrift nihilstelling/verlaging alimentatie was ingediend,

b) zij onnodige procedures aanhangig heeft gemaakt om klager op kosten te jagen,

c) zij zich onnodig grievend uitlaat over klager,

d) zij niet of niet tijdig reageert op verzoeken van de advocaat van klager.

4 VERWEER

4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) voert verweerster aan dat i) deze klacht kennelijk achterhaald is nu in de tweede klachtbrief van klager van 16 juni 2013 niet op deze klachtinhoud wordt teruggekomen en ii) de deken in zijn (voorlopig) oordeel bij brief van 29 augustus 2013 deze grief ook buiten beschouwing laat. Volgens verweerster is dit klachtonderdeel al afgedaan door de uitspraak in kort geding d.d. 6 december 2012 omtrent de executie.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) voert verweerster aan dat geen sprake is van onnodige procedures. Zij stelt het zekere voor het onzekere te hebben genomen door opnieuw een bodemprocedure aanhangig te hebben gemaakt teneinde een stellige nietigheidsuitspraak te verkrijgen. Volgens haar zou het inbrengen van het verzoek tot nietigverklaring in het reeds aanhangige hoger beroep te riskant zijn geweest. De door haar ingestelde procedures zijn volgens verweerster gerechtvaardigd en zij meent de haar toevertrouwde belangen met voortvarendheid en prudentie te dienen, zonder nodeloos vexatoir optreden.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c) en d) heeft verweerster ter zitting aangevoerd dat deze klachtonderdelen nieuw en niet onderbouwd zijn. Voorts ontkent verweerster met dreigement en uiting van sarcasme te zijn opgetreden en betwist zij niet of niet tijdig te hebben gereageerd op verzoeken van de advocaat van klager.

5 BEOORDELING

5.1 De klachtonderdelen richten zich tegen het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij. De raad neemt tot uitgangspunt de door het Hof van Discipline - de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd zijn met de waarheid, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 In klachtonderdeel a) verwijt klager verweerster dat zij incassomaatregelen heeft genomen, terwijl door hem een verzoekschrift tot verlaging van de alimentatie was ingediend.

5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerster door het treffen van de incassomaatregelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Kennelijk achtte verweerster het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte noodzakelijk om de incassomaatregelen te treffen. Daar haar cliënte over een voor tenuitvoerlegging vatbare titel beschikte en klager in gebreke bleef met de alimentatiebetalingen, was verweerster ook gerechtigd die maatregelen te treffen. De raad is van oordeel dat verweerster daarbij de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet heeft overschreden.  Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 Klachtonderdeel b) houdt in dat verweerster onnodige procedures tegen klager zou zijn  gestart, om hem op kosten te jagen.

5.5 De raad overweegt als volgt. Verweerster had, in plaats van het aanhangig maken van een nieuwe bodemprocedure, er ook voor kunnen kiezen om de vernietigbaarheid van de afstandsverklaring in te brengen in het hoger beroep van de alimentatiebeschikking. Dat verweerster een andere strategie had kunnen volgen, maakt echter nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt, enkel nu zij er voor heeft gekozen om een nieuwe bodemprocedure aanhangig te maken. Welke procedures verweerster verder nog geheel ten onrechte aanhangig zou hebben gemaakt volgens klager, is de raad niet duidelijk geworden. Gelet op de hiervoor onder randnummer 5.1 genoemde maatstaf heeft verweerster de vrijheid om zelf te kiezen op welke wijze zij de belangen van haar cliënte wenst te behartigen. Daarnaast overweegt de raad dat de stelling van klager dat verweerster onnodige procedures aanhangig maakt met als doel hem op kosten te jagen door verweerster wordt betwist en door klager niet met feiten wordt onderbouwd. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c en d)

5.6 In klachtonderdelen c en d verwijt klager verweerster dat zij zich onnodig grievend jegens hem uitlaat en dat zij niet tijdig reageert op verzoeken van zijn advocaat.

5.7 Ten aanzien van deze klachtonderdelen overweegt de raad dat de verwijten die klager verweerster maakt onvoldoende concreet zijn gemaakt en niet zijn onderbouwd. Uit de stukken en hetgeen partijen verder hebben aangevoerd is niet gebleken dat verweerster de grenzen van de vrijheid die haar als advocaat in beginsel bij de behartiging van de belangen van een cliënt toekomt, gemeten naar de onder randnummer 5.1 vermelde maatstaf, heeft overschreden. Ook klachtonderdelen c) en d) zijn derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A. de Groot, P. van Lingen, R. Lonterman en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl