ECLI:NL:TADRAMS:2014:195 Raad van Discipline Amsterdam 14-002A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:195
Datum uitspraak: 15-07-2014
Datum publicatie: 29-07-2014
Zaaknummer(s): 14-002A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: “Klacht tegen eigen advocaat vanwege het niet op de hoogte houden van (het uitblijven van) ontwikkelingen in de zaak gegrond. Niet is gebleken dat verweerder zich in de klachtprocedure grievend over klager heeft uitgelaten.”

Beslissing van 15 juli 2014

in de zaak 14-002A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van met kenmerk 1112-645, door de raad ontvangen op 16 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 26.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Als bestuurder van een door hem van mevrouw L. geleende auto heeft klager in 2009 een ongeval met schade veroorzaakt. De auto bleek niet verzekerd te zijn.

2.3 Klager is in juni 2009 aansprakelijk gesteld voor de schade en heeft in dat kader met de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer een betalingsregeling getroffen.

2.4 Klager is van mening dat deze schade op mevrouw L. verhaald moet worden en heeft in augustus 2009 verweerder verzocht zijn belangen in deze zaak te behartigen. Verweerder heeft zich bereid verklaard als advocaat van klager op te treden. Klager heeft de hem opgelegde eigen bijdrage betaald.

2.5 Vervolgens is in het kader van de behandeling van de zaak van klager 3 á 4 keer telefonisch contact geweest tussen verweerder en klager en heeft een aantal besprekingen op het kantoor van verweerder plaatsgevonden.

2.6 Verweerder heeft in de zaak van klager geen rechtsmaatregelen genomen. Klager en verweerder hebben in juni 2011 voor het laatst telefonisch contact gehad.

2.7 Bij brief van 30 maart 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klager niet op de hoogte heeft gehouden van (het uitblijven van) ontwikkelingen in de behandeling van de zaak en niet heeft gereageerd op de verzoeken van klager om contact met hem op te nemen.

b) hij in zijn verweer tegen de klacht met ongeloofwaardige mededelingen komt waarmee klager in een ongunstig daglicht wordt geplaatst.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.2 Tot die professionele standaard behoort dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij, afhankelijk van de omstandigheden van het geval: vroeger of later en kort of uitgebreid, reageert op vragende berichten van zijn cliënt.

4.3 Verweerder stelt dat hij met de telefoongesprekken en de persoonlijke gesprekken met klager aan zijn zorgplicht jegens klager heeft voldaan. Daarnaast heeft verweerder betwist dat hij klager niet van de stand van zaken op de hoogte heeft gehouden en dat hij klager herhaaldelijk niet zou hebben teruggebeld.

4.4 Uit gedragsregel 8 volgt dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook gegeven advies of informatie schriftelijk dient te vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. Verweerder erkent dat hij in deze zaak niets schriftelijk voor klager heeft vastgelegd. Hij heeft dus ook niets overgelegd, ook geen urenspecificatie, om zijn verweer te onderbouwen.

4.5 Verweerder stelt dat hij op enig moment geen vertrouwen meer had in klager en zijn zaak. De verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, brengt mee dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. De advocaat moet dit wel tijdig en op zorgvuldige wijze kenbaar maken aan de cliënt. Verweerder erkent dat hij in een eerder stadium aan klager had moeten communiceren dat hij de zich uit de zaak wilde terugtrekken. Door dit na te laten heeft verweerder klachtwaardig gehandeld.

4.6 Uit het voorgaande volgt dat verweerder de hem toevertrouwde belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het feit dat verweerder ook ter zitting het laakbare van zijn handelen niet heeft ingezien, is zorgelijk. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.7 Voor wat betreft klachtonderdeel b) dat klager verweerder in deze tuchtprocedure in een ongunstig daglicht heeft geplaatst wordt het volgende overwogen.

4.8 In reactie op de klacht van klager schrijft verweerder op 15 mei 2012 aan de deken: "Vanuit het niets werd mijn voormalig assistente door een bekende (mogelijk een familielid) van mevrouw [L.] telefonisch gecontacteerd. [Klager] zou de auto van mevrouw [L.] zonder diens toestemming hebben meegenomen. [Klager] heb ik enkele malen verzocht of hij middels getuigen dit verhaal kon ontkrachten. [Klager] deed hier in mijn optiek, uiterst vaag over."

4.9 Bij de beoordeling van de vraag of deze uitlatingen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen opleveren, stelt de raad voorop dat partijen in een klachtprocedure een zekere vrijheid hebben om hun standpunt toe lichten. Dit geldt ook voor advocaten die partij zijn in een klachtprocedure. Verweerder moet zich immers verweren tegen de klacht van klager. Die vrijheid is echter niet onbegrensd. Een advocaat zal zich bijvoorbeeld niet onnodig grievend over de wederpartij mogen uitlaten.

4.10 De manier waarop verweerder zich in de stukken uitdrukt is in het licht van de vrijheid die verweerder zich in de tuchtprocedure mag veroorloven niet klachtwaardig. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel, mede gelet op de tuchtrechtelijke antecedenten van verweerder en de houding van verweerder ter zitting waaruit bleek dat hij het laakbare van zijn handelen niet inziet, dat de maatregel van een berisping passend en geboden is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G.J. Pulles, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl