ECLI:NL:TADRAMS:2014:175 Raad van Discipline Amsterdam 14-001A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:175
Datum uitspraak: 08-07-2014
Datum publicatie: 15-07-2014
Zaaknummer(s): 14-001A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Maatregelen, subonderwerp: Verklaring ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht van ex-cliënt in verband met een aanvraag voor een verblijfsvergunning die door de advocaat zou worden opgesteld maar nooit door de IND is ontvangen. Verweerder stelt de aanvraag wel te hebben ingediend, maar heeft dat naar eigen zeggen niet per aangetekende post gedaan, en ook geen kopie achtergehouden. Klacht is gegrond, maatregel van berisping mede in verband met de tuchtrechtelijke antecedenten.

Beslissing van 8 juli 2014

in de zaak 14-001A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te      

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 januari 2014 met kenmerk PvRA/JtH, door de raad ontvangen op 16 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 mei 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 14 januari 2014 met de stukken 1 tot en met 8 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich in februari 2013 tot verweerder gewend met het verzoek een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor de echtgenote van klager in te dienen.

2.3 In oktober 2013 is gebleken dat de aanvraag nooit door de IND is ontvangen. Kort daarna heeft klager het dossier bij verweerder opgehaald en een andere advocaat ingeschakeld.

2.4 Bij brief van 11 oktober 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager heeft voorgehouden dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning zou zijn ingediend terwijl achteraf is gebleken dat daarvan geen sprake is.

4 BEOORDELING

4.1 Verweerder heeft aangevoerd aan dat hij in april 2013 de aanvraag aan de IND heeft verzonden. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd medegedeeld dat hij de aanvraag niet per aangetekende, maar per gewone post heeft verzonden. Verweerder heeft voorts medegedeeld dat hij geen ontvangstbevestiging van de IND heeft ontvangen, noch daarnaar heeft gevraagd. Verweerder heeft in dit kader aangevoerd dat de doorlooptijd van april tot oktober niet ongebruikelijk lang is. Ter zitting heeft verweerder voorts medegedeeld dat hij zelf niet over een kopie van de aanvraag beschikt nu het dossier niet langer in zijn bezit is. Hij heeft voorts gesteld niet te weten of hij aan klager een brief heeft verzonden met het bericht dat hij de aanvraag voor klager heeft ingediend. Klager heeft betwist dat hij een dergelijke brief of een kopie van de aanvraag van verweerder heeft ontvangen en ook dat deze stukken zich in het door hem bij verweerder opgehaalde dossier bevonden.

4.2 De raad heeft op basis van het dossier en het behandelde ter zitting niet kunnen vaststellen of verweerder de aanvraag inderdaad heeft verzonden. De raad overweegt evenwel dat het twijfelachtig is of dat inderdaad is gebeurd, nu niet aannemelijk is geworden dat verweerder een kopie van de verzonden aanvraag aan klager heeft gestuurd.

4.3 De raad oordeelt dat de zorg voor de cliënt meebrengt dat verweerder de aanvraag niet slechts per gewone, maar (ook) per aangetekende post had moeten versturen, althans om een ontvangstbevestiging had moeten vragen, althans had moeten reageren op het uitblijven van een ontvangstbevestiging. Naar het oordeel van de raad had verweerder in ieder geval niet van april tot oktober 2013 mogen afwachten zonder navraag te doen bij de IND of de aanvraag was ontvangen en wat de stand van zaken was. Door dit alles na te laten heeft verweerder niet de zorg jegens zijn cliënt betracht die een behoorlijk advocaat betaamt. Hierbij is van belang dat de door klager aan verweerder toevertrouwde zaak voor klager van groot belang was en dit ook voor verweerder duidelijk had moeten zijn.

4.4 De raad ziet aanleiding om ambtshalve het oordeel als bedoeld in art. 48 lid 7 Advocatenwet uit te spreken. Gelet op de tuchtrechtelijk antecedenten van verweerder acht de raad de maatregel van een berisping op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- spreekt het oordeel uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt; en

- legt aan verweerder op de maatregel van een berisping.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, B. Roodveldt, L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl