ECLI:NL:TADRAMS:2014:171 Raad van Discipline Amsterdam 13-352NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:171
Datum uitspraak: 08-07-2014
Datum publicatie: 15-07-2014
Zaaknummer(s): 13-352NH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van door advocaat ingeschakelde deskundige in verband met onbetaald gebleven declaraties. Verweerder heeft geen voorbehoud gemaakt dat hij niet voor de kosten instond. Klacht gegrond, maatregel van waarschuwing.

Beslissing van 8 juli 2014

in de zaak 13-352NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

advocaat te     

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 november 2013 met kenmerk td/np/13-258, door de raad ontvangen op 21 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 mei 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 18 november 2013 met de stukken 1 tot en met 26 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster drijft een schade-expertisebureau en verricht diensten in letselschadezaken. Verweerder heeft in 2005 de heer X als advocaat bijgestaan in een letselschadezaak. In het kader van de behandeling van de zaak van de heer X heeft klaagster schade-expertisediensten verricht.

2.3 Verweerder heeft de heer X bijgestaan op grond van een privatieve lastgevingsovereenkomst van 3 november 2005 tussen verweerder en de heer X. Artikelen 1 en 2 van die overeenkomst bepalen:

"1.  Cliënt (lastgever) verstrekt aan de advocaat (lasthebber) door ondertekening van deze overeenkomst een onherroepelijke privatieve last ex art. 7:423 BW om de kosten van rechtsbijstand die de advocaat ten behoeve van de cliënt heeft gemaakt en/of nog maakt, om die kosten rechtstreeks, op eigen naam en met uitsluiting van de lastgever te verhalen op de (aansprakelijke) derde(n);

2. onder de kosten van rechtsbijstand zijn onder meer begrepen de kosten van deurwaarders, procureurs, medisch adviseurs, arbeidsdeskundigen, schade-expertiseburo's of anderen die door, namens of ten behoeve van cliënt zijn ingeschakeld om diensten of informatie te leveren in het kader van de door de advocaat ten behoeve van de cliënt behartigde kwestie".

2.4 Bij brief van 18 juli 2006 heeft verweerder aan de advocaat van de wederpartij geschreven:

"Wat betreft de vaststelling van de omvang van de schade zal ik een beroep doen op [klaagster]. Dat bureau zal de materiële schade, in haar volle omvang, nauwkeurig becijferen. Ik zal u als contactpersoon noemen. (…) [Klaagster] zal rechtstreeks, zonder mijn tussenkomst (dit mede ter beperking van de kosten) met u communiceren. Ik kom in beeld wat de medische (immateriële) kant van deze kwestie betreft en indien de afwikkeling onverhoopt tot problemen leidt."

 Van deze brief heeft verweerder een afschrift aan klaagster gezonden.

2.5 Bij brief van 23 januari 2007 heeft verweerder aan klaagster bericht:

"(…) u zult zich namens de heer [X] bezig (blijven) houden met het vaststellen van de omvang van de door hem geleden schade,"

en:

"Wat mij betreft kunt u steeds rechtstreeks met de heer [X] communiceren; ik hoef daar niet tussen te zitten. Uw nota's dient u in dat geval aan hem te adresseren. Slechts indien de schaderegeling zoals hierboven weergegeven stokt of de verschillen van inzicht tussen u en [de deskundige van de schadeveroorzaker] onoverbrugbaar zijn, kom ik weer in beeld."

2.6 Op 14 juli 2008 hebben de heer X en de schadeveroorzaker een schikking getroffen ten overstaan van de rechtbank ’s-Gravenhage. In het aan X te betalen bedrag was aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van EUR 25.000,- begrepen.

2.7 Op 6 augustus 2008 hebben verweerder en de heer X een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin staat dat de heer X op dat moment nog EUR 45.000,- aan verweerder verschuldigd was en waarin de heer X zich heeft verplicht aan verweerder een bedrag van EUR 33.000 te betalen, waarna partijen over en weer jegens elkaar finaal gekweten zouden zijn. Deze overeenkomst is uitgevoerd.

2.8 De facturen van klaagster, die in totaal circa EUR 20.000,- belopen, zijn onbetaald gebleven.

2.9 Bij brief met bijlagen van 7 november 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de werkzaamheden van klaagster vanaf 2005 onbetaald heeft gelaten terwijl de diensten van klaagster door verweerder zijn ingeroepen.

4 BEOORDELING

4.1 Gedragsregel 32 bepaalt dat de advocaat moet instaan voor de kosten van de door hem bij de behandeling van een zaak ingeroepen derde, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt. De raad overweegt dat deze gedragsregel niet uitsluitend ziet op situaties waarin sprake is van een privaatrechtelijke overeenkomst van opdracht tussen de advocaat en de derde, maar op alle situaties waarin het inroepen van de derde op initiatief van de advocaat is geschied. In het algemeen is het namelijk zo dat de derde bij zijn beslissing of en onder welke condities hij medewerking verleent zich mede zal laten leiden door het gezag van de advocaat, die geacht mag worden te kunnen overzien of de verplichtingen die namens zijn cliënt worden aangegaan ook adequaat zullen (kunnen) worden gehonoreerd.

4.2 Het verweer van verweerder dat niet hij, maar de heer X de contractuele wederpartij van klaagster is, dient dan ook te worden gepasseerd. De raad oordeelt dat op grond van de in 2.4 en 2.5 aangehaalde brieven voldoende vast is komen te staan dat het inschakelen van klaagster op initiatief van verweerder is geschied. De in die brieven opgenomen mededeling van verweerster aan klaagster en de wederpartij dat hij niet als tussenpersoon bij hun contact zal fungeren, maakt dat niet anders.

4.3 Verweerder heeft niet aannemelijk weten te maken dat hij het voorbehoud heeft gemaakt zoals bedoeld in Gedragsregel 32 lid 1, slot. De enkele mededeling dat klaagster haar nota’s rechtstreeks aan de heer X diende te adresseren kan niet als een dergelijk voorbehoud worden aangemerkt.

4.4 Het voorgaande brengt met zich dat verweerder dient in te staan voor de declaraties van klaagster. Nu hij die declaraties onbetaald heeft gelaten, heeft hij naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad zal de klacht dan ook gegrond verklaren.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht de oplegging van de maatregel van een waarschuwing passend.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van een waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, B. Roodveldt, L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl