ECLI:NL:TADRAMS:2014:149 Raad van Discipline Amsterdam 13-382A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:149
Datum uitspraak: 10-06-2014
Datum publicatie: 17-06-2014
Zaaknummer(s): 13-382A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.  

Beslissing van 10 juni 2014

in de zaak 13-382A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 januari 2014 op de klacht van:

de heer

p/a de mr. drs.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 17 december 2013, met kenmerk PvRA/YH/4013-1086, door de raad ontvangen op 19 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 januari 2014 heeft de voorzitter van de raad klager in zijn klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 23 januari 2014 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 4 februari 2014, door de raad ontvangen op 5 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014. Namens verweerder is verschenen zijn kantoorgenoot mr. R. Klager is zonder voorafgaand bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 4 februari 2014.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager – behoudens de weergave van de feiten in overweging 1.5 en 1.7 van de beslissing – in verzet niet op.

2.2 Voor wat betreft de door de voorzitter in overweging 1.5 en 1.7 weergegeven vaststaande feiten heeft volgens klager te gelden dat in overweging 1.5 ten onrechte niet is opgenomen dat de door verweerder op 23 april 2007 aan klager gemailde stukken onleesbaar waren. Daarnaast is naar het oordeel van klager ten onrechte in overweging 1.7 opgenomen dat verweerder sinds 2004 niet langer voor klager wenste op te treden wegens achterstallige declaraties. Dat is niet juist, aldus klager.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 Zeker tot midden 2010 was er tussen verweerder en klager nog een zekere dialoog gaande over een minnelijke regeling van de zaak naar aanleiding van klagers schadeaanzegging en ingebrekestelling. In 2009 heeft klager verweerder in gebreke gesteld en begin 2010 heeft hij hem de wettelijke rente aangezegd. Nadien heeft klager verweerder nog enige tijd gegund om te betalen, dan wel met een voorstel te komen. Op het moment dat klager in 2013 een klacht indiende was dit derhalve voor alle zaken nauwelijks drie jaar nadat definitief aan klager duidelijk was geworden dat verweerder niet vrijwillig bereid was zijn jegens klager begane beroepsfouten te regelen. Ten onrechte heeft de voorzitter klager dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klager terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk geacht.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, leden, bijgestaan door mr.       E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager, p/a mr. drs. V

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.