ECLI:NL:TADRAMS:2014:145 Raad van Discipline Amsterdam 13-291A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:145
Datum uitspraak: 10-06-2014
Datum publicatie: 17-06-2014
Zaaknummer(s): 13-291A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet gegrond. Klager heeft als bewindvoerder eigen belang bij klacht tegen echtscheidingsadvocaat van de persoon wiens goederen onder bewind zijn gesteld omdat met de echtscheiding mogelijk vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene waren gemoeid. Volgt verwijzing naar de deken voor nader onderzoek.

Beslissing van 10 juni 2014

in de zaak 13-291A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 oktober 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 september 2013 met kenmerk 4013-0637, door de raad ontvangen op 26 september 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 oktober 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 4 november 2013, door de raad ontvangen op 5 november 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, van het verzetschrift van klager van 4 november 2013 alsmede van de brief van de gemachtigde van klager aan de raad van 31 maart 2013 (bedoeld zal zijn: 2014).

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2012 zijn de goederen van de heer B. onder bewind gesteld en is klager tot diens bewindvoerder benoemd; dit op verzoek van de dochter van de heer B.

2.3 De heer B. heeft in april 2010 hersenletsel opgelopen als gevolg van een hartstilstand en verblijft in een gesloten afdeling van een verpleeghuis. De heer B. is op 15 juli 2010 op huwelijkse voorwaarden getrouwd met mevrouw H. De heer B. heeft in december 2010 bij notariële volmacht mevrouw H. als zijn gevolmachtigde aangewezen.

2.4 Verweerster heeft in de loop van 2012 een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend namens de heer B. en mevrouw H. Voorafgaande aan de indiening van dit verzoekschrift heeft verweerster de heer B. niet persoonlijk gesproken. Zij heeft mevrouw H. als diens gemachtigde beschouwd op grond van de in 2.3 vermelde notariële volmacht.

2.5 De echtscheidingsbeschikking is op 13 augustus 2012 in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven.

2.6 Op 16 augustus 2012 heeft klager aan verweerster medegedeeld dat hij per 10 augustus 2012 is benoemd tot bewindvoerder van de heer B. en heeft hij haar om nadere informatie gevraagd omtrent de echtscheiding. Daarop heeft verweerster klager geïnformeerd dat de heer B. en mevrouw H. destijds onder uitsluiting van elke gemeenschap van goederen waren getrouwd.

2.7 Namens klager heeft diens gemachtigde verweerster nog enkele malen verzocht om afgifte van de stukken van het echtscheidingsdossier, althans van kopieën daarvan. Verweerster heeft de gevraagde stukken niet afgegeven.

2.8 Bij brief van 20 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.9 Op 5 november 2013 heeft de heer B. aan klager een volmacht verstrekt om voor en namens hem de klacht in te dienen tegen verweerster.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) voor beide echtgenoten is opgetreden ondanks het bestaan van tegenstrijdige belangen tussen de echtgenoten en terwijl de opdracht aan haar, voor zover het heer B. betrof, uitsluitend was gebaseerd op een door de heer B. aan zijn echtgenote verstrekte algemene volmacht;

b) de stukken van het echtscheidingsdossier weigert af te geven aan klager in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van de heer B.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter klager ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een eigen belang.

3.3 Ter toelichting heeft klager gesteld dat hij is aangesteld om de vermogensrechtelijke belangen van de heer B. te behartigen. Het enkele feit dat de heer B. en mevrouw H. onder uitsluiting van elke gemeenschap van goederen waren getrouwd, sluit niet uit dat de afwikkeling van de echtscheiding vermogensrechtelijke aspecten omvat. Hij stelt bijvoorbeeld dat mevrouw H. zich ten koste van de heer B. heeft verzekerd van bovenmatige pensioenrechten (te weten zestien pensioenjaren na een huwelijk van slechts twee jaren, gesloten toen de heer B. al niet meer compos mentis was). Klager moet als bewindvoerder verantwoording afleggen aan de kantonrechter, zodat hij wel degelijk een eigen belang heeft bij zijn klacht.

4 VERWEER

4.1 Verweerster meent dat klager terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens haar ziet de klacht niet op de behartiging van vermogensrechtelijke belangen van de heer B. Vermogensrechtelijke belangen van de heer B. heeft verweerster niet behartigd. Aan een inhoudelijke toetsing van de klacht kan de raad volgens haar daarom niet toekomen.

4.2 Inhoudelijk stelt verweerster zich overigens op het standpunt dat zij het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding mede namens de heer B. kon indienen, nu de notariële volmacht zich ook uitstrekte over personen- en familierechtzaken. Verweerster heeft het verzoek tot echtscheiding gebaseerd op de notariële volmacht aan mevrouw H. alsmede op een verklaring van de heer B. dat hij akkoord ging met de aanvraag van de echtscheiding. Nu het een echtscheiding sec betrof, die niet ziet op vermogensrechtelijke belangen, acht verweerster zich – gelet op haar geheimhoudingsplicht – niet vrij stukken te verstrekken aan klager.

5 BEOORDELING

5.1 Omtrent de ontvankelijkheid van klager oordeelt de raad als volgt. Naar klager terecht heeft opgemerkt, kunnen aan een echtscheiding ook vermogensrechtelijke aspecten kleven indien partijen onder uitsluiting van elke gemeenschap van goederen waren getrouwd. Klager vermoedt dat pensioenrechten van de heer B. zijn gekort door pensioenverevening met terugwerkende kracht. Dergelijke pensioenrechten betreffen vermogensrechten van de heer B., zodat klager als diens bewindvoerder een eigen belang heeft bij zijn klacht, nu hij te dier zake verantwoording zal hebben af te leggen aan de kantonrechter. Het verzet is dan ook gegrond.

5.2 De raad komt dus toe aan een inhoudelijke beoordeling. Klachtonderdeel b is in ieder geval gegrond. Verweerster zal de stukken van het echtscheidingsdossier aan klager dienen te verstrekken. Verweerster heeft zich daartoe ter zitting ook bereid verklaard. Verweerster heeft toegezegd de stukken van het echtscheidingsdossier aan klager te overhandigen. In ieder geval zal zij vóór 1 mei 2014 aan klager verstrekken: het echtscheidingsverzoek, de notariële volmacht, de echtscheidingsbeschikking en de brief aan de heer B. na het wijzen van de echtscheidingsbeschikking.

5.3 Nu het verzet gegrond is en de door verweerster over te leggen stukken niet eerder onderdeel hebben uitgemaakt van het dossier van deze klachtprocedure, is de raad van oordeel dat aanleiding bestaat voor nader onderzoek door de deken alvorens op de klacht van klager kan worden beslist. In dat onderzoek zullen ook eventuele aanvullende klachten betrokken kunnen worden die klager als bewindvoerder van de heer B. dan wel krachtens de in 2.9 vermelde volmacht zou kunnen indienen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verwijst de klacht voor nader onderzoek naar de deken;

- houdt verdere iedere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok,

A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2014.

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan slechts gelijktijdig met de einduitspraak hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.