ECLI:NL:TADRAMS:2014:134 Raad van Discipline Amsterdam 14-109A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2014:134
Datum uitspraak: 27-05-2014
Datum publicatie: 27-05-2014
Zaaknummer(s): 14-109A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Ten uitvoerlegging schorsing wegens niet voldoen aan bijzondere voorwaarde.

 Beslissing van 27 mei 2014

in de zaak 14-109A

naar aanleiding van de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsing van:

in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

tegen:

advocaat te      

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 april 2014 met kenmerk 13-146A, door de raad ontvangen op 17 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een vordering ex artikel 48e Advocatenwet tegen verweerder bij de raad ingediend.

1.2 De vordering is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2014 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Naar aanleiding van een klacht van klager X is door de raad van discipline (hierna: de raad) bij beslissing van 12 maart 2014 (bij de raad bekend onder zaaknummer 13-146A) aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden opgelegd, met de bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van een op twee jaar te stellen proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging of op grond dat verweerder de gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Deze bijzondere voorwaarde hield in dat verweerder binnen veertien dagen na verzending van de beslissing van 12 maart 2014 (met zaaknummer 13-146A) het volledige dossier aan (de gemachtigde van) klager X diende te verstrekken. Op 12 maart 2014 is de beslissing onder meer aan verweerder verzonden.

2.3 Verweerder heeft van de beslissing van 12 maart 2014 (met zaaknummer

13-146A) geen beroep ingesteld, zodat deze beslissing kracht van gewijsde heeft.

2.4 Bij brief van 6 april 2014 aan de raad, heeft de gemachtigde van klager X meegedeeld dat hij noch klager X (afschriften van) het dossier van verweerder hadden ontvangen.

2.5 Bij brief van 14 april 2014 aan de raad heeft de deken zijn verzoek tot ten uitvoerlegging van de beslissing van 12 maart 2014 bij de raad ingediend.

2.6 Ter gelegenheid van de behandeling van de vordering ex artikel 48e Advocatenwet heeft de deken desgevraagd verklaard dat hij een bezoek heeft gebracht aan het kantoor van verweerder. Verweerder verbleef in het buitenland en het dossier was niet op kantoor aanwezig. Voorts verklaarde de deken dat verweerder zijn toezegging om het dossier aan (de gemachtigde van) klager X te laten bezorgen niet is nagekomen.

3 VORDERING EX ARTIKEL 48e ADVOCATENWET

3.1 Verweerder heeft niet voldaan aan de bijzondere voorwaarde zoals gesteld bij beslissing van 12 maart 2014 (met zaaknummer 13-146A), op grond waarvan de raad alsnog tenuitvoerlegging dient te bevelen van de schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, waarvan aanvankelijk werd bepaald dat die niet ten uitvoer zou worden gelegd.

4 BEOORDELING

4.1 Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, wordt  vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarde zoals gesteld bij beslissing van 12 maart 2014 (met zaaknummer 13-146A). Van verschoonbare omstandigheden aan de zijde van verweerder is de raad niet gebleken. De raad zal daarom overgaan tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing van de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- gelast ingevolge 48e van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van 12 maart 2014 (zaaknummer 13-146A), opgelegde voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

- bepaalt dat de schorsing ingaat op maandag 6 juni 2014.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, H.B. de Regt, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.