ECLI:NL:TADRAMS:2014:121 Raad van Discipline Amsterdam 13-337A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2014:121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-05-2014 |
Datum publicatie: | 14-05-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-337A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij over het vermelden van confraternele correspondentie en het openbaren van de inhoud van schikkingsonderhandelingen in een processtuk. Verweerster heeft gedragsregel 12 overtreden, maar kan daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. |
Beslissing van 13 mei 2014
in de zaak 13-337A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer mr.
klager
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 7 november 2013 met kenmerk GK/AvO 4013-0734, door de raad ontvangen op 11 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2014 in aanwezigheid van verweerster. Klager had van tevoren de griffie van de Raad bericht niet bij de behandeling aanwezig te kunnen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad
- de stukken genummerd 1-17 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van 7 november 2013 behorende inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 De heer X had zijn arbeidsovereenkomst met bedrijf Y tegen 1 juli 2012 opgezegd. Na afloop van het dienstverband bij Y is X in dienst getreden bij Z.
2.3 Y heeft zich op het standpunt gesteld dat X, door bij Z in dienst te treden, het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden. X liet zich in het hieruit voortvloeiende geschil bijstaan door klager en het bedrijf Y door verweerster.
2.4 Klager en verweerster hebben gedurende enige tijd onderhandeld over een minnelijke regeling van het tussen hun cliënten, X en Y, bestaande geschil. Een minnelijke regeling van het geschil bleek niet haalbaar, waarop verweerster, namens Y, op 8 januari 2013 een dagvaarding aan X heeft laten betekenen.
2.5 Verweerster heeft - alvorens de dagvaarding uit te laten brengen - geen overleg met klager gevoerd over vermelding van brieven en het doen van mededelingen in de dagvaarding van de tussen haar en klager gevoerde schikkingsonderhandelingen. Evenmin heeft verweerster zich tot de deken gewend om zijn advies in te winnen over deze vermeldingen in de dagvaarding.
2.6 In die dagvaarding heeft verweerster, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het volgende vermeld:
"12. (...) [X] heeft in dit verband bij brief van zijn gemachtigde van 20 juli 2012 te kennen gegeven dat hij zijn dienstverband althans relatie met Z had beëindigd, welke beëindiging ook was geëffectueerd. (...)
13. Partijen hebben in voornoemd overleg gesproken over een minnelijke regeling. Deze is uiteindelijk niet tot stand gekomen nu [X] bij brief van zijn gemachtigde van 21 september 2012 aangaf daartoe niet langer bereid te zijn.
14. [Y] heeft daarom vervolgens bij brief van haar gemachtigde van 12 november 2012 aanspraak gemaakt op betaling van de door [X] verbeurde boetes ten bedrage van EUR 8.621,82 (HFL 19.000,--) en aangekondigd dat zij bij gebreke van tijdige en volledige betaling zulks in rechte zou vorderen, (...).
15. In reactie hierop heeft de gemachtigde van [X] bij brief van 20 november 2012 laten weten dat [X] meent dat hij niets is verschuldigd aan [Y], (...). (...)
41. [X] heeft bij brieven van zijn gemachtigde, ook nadat hij zich had teruggetrokken uit overleg omtrent een mogelijke schikking tussen partijen, herhaaldelijk aangegeven zich in het vervolg te zullen houden aan artikel 11 van de Arbeidsovereenkomst, hetgeen toch een erkenning van het bestaan van het concurrentiebeding behelst. Deze toezegging is onder meer gedaan bij brief van 28 augustus 2012."
2.7 Bij brief van 28 maart 2013 heeft klager verweerster geschreven dat zij met de hierboven weergegeven passages uit de dagvaarding gedragsregel 12 had geschonden. Hij stelde voor de gehele schikkingscorrespondentie in het geding te brengen.
2.8 Verweerster heeft per e-mail van 4 april 2013 gereageerd op klagers brief van 28 maart 2013. Zij heeft betwist dat de hierboven aangehaalde passages uit de dagvaarding een overtreding van een gedragsregel opleveren. Op het voorstel van klager de volledige schikkingscorrespondentie over te leggen, heeft verweerster deels positief gereageerd, deels negatief. Zij kon ermee instemmen dat de brieven van 21 september en 12 november 2012 van klager en haar brief van 12 november zouden worden overgelegd. Zij weigerde in te stemmen met overlegging van klagers brief van 20 juli 2012. Hierna hebben klager en verweerster nog gecorrespondeerd over welke brieven/e-mails zouden worden overgelegd, maar verweerster handhaafde haar standpunt dat klagers brief van 20 juli 2012 niet mocht worden overgelegd.
2.9 Bij brief met bijlagen van 29 april 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
2.10 Het geschil tussen X en Y is alsnog in der minne geschikt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) zij gedragsregel 12.1 heeft geschonden, doordat zij in de dagvaarding een beroep heeft gedaan op brieven en mededelingen van de ene advocaat aan de andere.
b) zij gedragsregel 13 heeft geschonden, doordat zij in de dagvaarding mededelingen heeft gedaan over de inhoud van de tussen de advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen, zonder klager hierover vooraf in kennis te stellen of overleg te plegen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft ten aanzien van de beide klachtonderdelen aangevoerd dat het vermelden van de correspondentie noodzakelijk was met het oog op de op haar cliënt rustende substantiëringsplicht.
4.2 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft verweerster verder aangevoerd dat zij gedragsregel 12 niet heeft geschonden nu zij geen beroep heeft gedaan op de door haar in de dagvaarding aangehaalde brieven. Zij heeft slechts bij de opsomming van de feiten melding gemaakt van de tussen haar en klager gewisselde brieven. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij gedragsregel 13 niet heeft geschonden, nu zij door in de dagvaarding te vermelden dat X de onderhandelingen had afgebroken geen mededeling heeft gedaan over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 De raad stelt vast dat tussen klager en verweerster geen verschil van mening bestaat dat het verweerster vrij stond de inhoudelijke mededelingen uit de in het eerste klachtonderdeel bedoelde brieven in de dagvaarding weer te geven. Klagers bezwaren richten zich alleen tegen de vermelding door verweerster van de data van die brieven en van wie zij afkomstig waren.
5.2 Gedragsregel 12 luidt als volgt:
1. Op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.
2. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan.
5.3 Naar het oordeel van de raad moeten de door verweerster in de dagvaarding in alinea 12, 13, 14, 15 en 41 vermelde brieven worden gekwalificeerd als confraternele correspondentie, zoals bedoeld in gedragsregel 12.1. Op confraternele correspondentie mogen advocaten blijkens diezelfde gedragsregel geen beroep doen.
5.4 De stelling dat de op haar cliënt rustende substantiëringsplicht verweerster noodzaakte de hiervoor onder 2.6 weergegeven passages in de dagvaarding op te nemen, gaat niet op. Zoals verweerster zelf ook heeft verklaard, zou in casu aan de substantiëringsplicht ook zijn voldaan als zij de vermelding van de data en de afzender van de bedoelde brieven achterwege had gelaten. Verweerster heeft gedragsregel 12.1 dus overtreden.
5.5 Overtreding van een gedragsregel levert evenwel pas een tuchtrechtelijk verwijt op als van die overtreding gezegd kan worden dat daarmee in strijd wordt gehandeld met het doel en de strekking van artikel 46 Advocatenwet en (dus) gedrag oplevert dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de raad geen sprake nu klager niet heeft geklaagd over de (verdere) inhoud van de gewraakte passages in de dagvaarding maar slechts over vermelding in de dagvaarding van de data en de afzender van de brieven.
5.6 Tegen deze achtergrond oordeelt de raad dat verweerster, die kennelijk heeft gedwaald over de toepasselijkheid van genoemde gedragsregel op dit specifieke geval, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.7 Klachtonderdeel a is ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.8 Het tweede klachtonderdeel houdt in dat verweerster met alinea 13 van de dagvaarding heeft vermeld dat de onderhandelingen tussen (de cliënten van) klager en verweerster niet tot een schikking hebben geleid doordat X aangaf er niet langer toe bereid te zijn.
5.9 Op grond van gedragsregel 13 mogen advocaten - kort gezegd - over de inhoud van tussen hen gevoerde schikkingsonderhandelingen geen mededeling aan de rechter doen, tenzij met toestemming van de advocaat van de wederpartij. Door in de dagvaarding te vermelden dat X niet langer bereid was het geschil in der minne op te lossen, heeft verweerster naar het oordeel van de raad geen mededeling gedaan over de inhoud van de tussen haar namens Y en door klager namens X gevoerde schikkingsonderhandelingen. Verweerster heeft met deze vermelding het bepaalde in gedragsregel 13 dus niet overtreden.
5.10 Het tweede klachtonderdeel is niet gegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in haar beide onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij, B.J. Sol en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl