ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4319 Raad van Discipline Amsterdam 13-108NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4319
Datum uitspraak: 21-05-2013
Datum publicatie: 29-05-2013
Zaaknummer(s): 13-108NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht advocaat wederpartij in echtscheidingssituatie, kennelijk ongegrond

 Beslissing van 21 mei 2013

in de zaak 13-108NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 19 april 2013 met kenmerk 694, door de raad ontvangen op 22 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster was de raadsvrouwe van klagers partner (hierna: de vrouw). In de ochtend van 5 juni 2012 heeft een gesprek plaatsgehad tussen klager en zijn advocaat enerzijds en verweerster en de vrouw anderzijds (hierna: het viergesprek) in verband met het uit elkaar gaan van klager en de vrouw. Tijdens het viergesprek is geen overeenstemming bereikt over zorgregeling en ouderlijk gezag. Wel is afgesproken dat klager en de vrouw hulp zullen zoeken om hun onderlinge communicatie te verbeteren, en dat verweerster betrokkenen zal voorzien van een gespreksverslag.

1.3 In de middag van 5 juni 2012 heeft verweerster bericht ontvangen van de advocaat van klager, inhoudende dat klager een gerechtelijke procedure zal starten om over de kinderen het gezamenlijk gezag te krijgen. Verweerster heeft namens de vrouw verweer gevoerd tegen het verzoek van klager.

1.4 Verweerster heeft van het viergesprek geen verslag gemaakt.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster zich in het viergesprek onethisch heeft opgesteld door klager verbaal en non-verbaal denigrerend, beschuldigend en agressief te bejegenen. De toch al kwetsbare verhouding tussen klager en de vrouw is daardoor extra beschadigd geraakt;

b) verweerster zich niet heeft gehouden aan de afspraak dat zij partijen zou voorzien van een verslag van het viergesprek.

3 VERWEER

3.1 Verweerster betwist dat zij zich tijdens het viergesprek onethisch heeft opgesteld. Omdat klager direct na het viergesprek een verzoekschrift indiende, wat niet was afgesproken of viel te voorzien, heeft zij zich gericht op het opstellen van een verweerschrift en afgezien van het maken van een verslag.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft de advocaat van klagers ex-partner. Bij de beoordeling ervan gelden twee uitgangspunten. Eerste uitgangspunt is dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-partners en dat van hem of haar een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen een grote rol kunnen spelen, met name belangen van de kinderen. Tweede uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn of haar cliënt te behartigen op de wijze als hem of haar in overleg met de cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van de cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden.

4.2 In zijn stukken heeft klager meermalen gesteld dat niet alleen hij maar ook de vrouw ontevreden is over de werkwijze van verweerster. Daargelaten of deze stelling relevant is voor de beoordeling van de klacht, concludeert de voorzitter dat verweerster middels de door haar overgelegde e-mailcorrespondentie met de vrouw genoegzaam heeft aangetoond dat de vrouw de klacht niet onderschrijft.

4.3 Klachtonderdeel a) komt erop neer dat verweerster zich in het viergesprek zodanig heeft gedragen dat de tegenstellingen tussen klager en de vrouw werden versterkt. Volgens klager was de vrouw voorafgaand aan het viergesprek bereid het gezag over de kinderen met hem te gaan delen. Naar de voorzitter begrijpt, verwijt klager verweerster dat dat na het viergesprek niet meer het geval was. Volgens verweerster echter was haar cliënte ook voor het viergesprek niet van zins haar eenhoofdig gezag over de kinderen op te geven en heeft zij, verweerster in het viergesprek steeds getracht bij te dragen aan verbetering van de communicatie tussen klager en de vrouw.

4.4 De voorzitter stelt vast dat klager en verweerster elk een andere herinnering hebben van het viergesprek. Uit de wederzijdse stellingen en de overgelegde stukken kan de voorzitter niet afleiden dat verweerster onvoldoende heeft gewaakt voor onnodige polarisatie tussen klager en de vrouw. Daarom is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

4.5 Bij de beoordeling van klachtonderdeel b) is van belang dat de advocaat van klager al enkele uren na afloop van het viergesprek aankondigde dat zij voor de man een gerechtelijke procedure over het gezag aanhangig ging maken. Naar de voorzitter begrijpt, heeft verweerster vervolgens besloten om zich conform de wens van de vrouw te richten op het voeren van verweer tegen het verzoek. Zoals volgt uit de hiervoor onder 4.1 genoemde uitgangspunten had verweerster bij deze beslissing een ruime mate van vrijheid om de belangen van de vrouw te behartigen op de wijze die haar, in overleg met de vrouw, goeddunkte. Door af te zien van het maken van een gespreksverslag heeft verweerster niet de belangen van klager nodeloos en ontoelaatbaar geschaad. Waar klager bedoelt dat verweerster hoe dan ook gehouden was om van het viergesprek een verslag te verspreiden omdat zij dat nu eenmaal had toegezegd, miskent hij bovendien dat verweerster haar toezegging had gedaan terwijl zij ervan uitging dat de ex-partners (eerst) zouden pogen hun geschil in der minne te regelen, welk uitgangspunt verviel toen het verzoekschrift van klager werd aangekondigd. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

 BESLISSING

Verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond, met toepassing van artikel 46g van de Advocatenwet.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 21 mei 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.