ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4053 Raad van Discipline Amsterdam 13-056A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4053
Datum uitspraak: 21-03-2013
Datum publicatie: 26-03-2013
Zaaknummer(s): 13-056A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klachten tegen advocaat wederpartij. Vrijheid van handelen.

Beslissing van 21 maart 2013

in de zaak 13-056A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 februari 2013 met kenmerk 1313-0175, door de raad ontvangen op 20 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft een procedure tegen zijn ex-echtgenote aangespannen in verband met de door hem gewenste wijziging van de partneralimentatie en zijn wens inzage te krijgen in de inkomsten van zijn ex-echtgenote, zoals in het tussen klager en zijn ex-echtgenote is overeengekomen in het echtscheidingsconvenant. In deze procedure staat verweerster de ex-echtgenote bij.

1.3 Verweerster heeft namens de ex-echtgenote in deze procedure een zelfstandig verzoek gedaan tot nakoming door klager van een andere bepaling uit het convenant. Deze bepaling ziet op het feit dat de dochter van klager en zijn ex-echtgenote verzekerde is op grond van verzekeringspolissen bij RVS en Interpolis. Bepaald is onder andere: "[De dochter] behoudt de bestaande hieruit voortvloeiende rechten en verplichtingen. De plicht tot premiebetaling berust bij de man vanaf januari 2005." In het zelfstandig verzoek heeft verweerster, namens de ex-echtgenote, gesteld dat beide polissen zijn uitgekeerd aan klager en dat klager heeft nagelaten de uitkering uit de polissen aan de dochter ten goede te laten komen, dan wel om deze aan zijn ex-echtgenote te betalen, als vergoeding voor de studiekosten die zij voor de dochter heeft voorgeschoten. Verweerster heeft namens de ex-echtgenote de rechtbank verzocht klager te veroordelen tot nakoming van het echtscheidingsconvenant op dit punt.

1.4 Verweerster heeft aan haar verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek een verklaring van de ex-echtgenote gehecht.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij zonder voldoende onderzoek naar de door haar cliënte, de ex-echtgenote van klager, aangeleverde feiten een verzoek bij de rechtbank heeft ingediend dat elke grond mist;

b) zij voorafgaand aan de indiening van dit verzoek niet bij klager of zijn advocaat melding van dit verzoek heeft gedaan, waardoor weerlegging van de stellingen van de cliënte van verweerster door klager in een vroeg stadium niet mogelijk was;

c) in het verzoek namens de ex-echtgenote aan de rechtbank de indruk heeft gewekt dat klager een dubieuze rol heeft gespeeld bij de afwikkeling van een of beide polissen en gelden heeft achtergehouden;

d) zij een verklaring van de ex-echtgenote in het geding heeft gebracht die rechtens niet relevant is en waarvan de inhoud de goede naam en integriteit van klager schaadt.

2.2 Bij brief van 22 oktober 2012 heeft klager zijn klacht ter kennis van de deken gebracht.

3 VERWEER

3.1 Verweerster stelt dat de ex-echtgenote, ondanks de afspraak in het convenant over de uitkering van de polissen aan de dochter, geen inzage in de polissen gekregen en dat de dochter geen uitkering van de polissen heeft ontvangen. Tegen deze achtergrond kan niet gezegd worden dat het zelfstandig verzoek “elke grond mist”. Bovendien heeft klager in de correspondentie, die aan de indiening van het zelfstandige verzoek namens de ex-echtgenote voorafging, geen opheldering verschaft over de inhoud en uitkering van de polissen.

3.2 In eerste instantie is alleen gesproken over de bij Interpolis afgesloten polis, maar toen klager daar geen opheldering over gaf is, uit proceseconomische overwegingen, namens de ex-echtgenote een verzoek ingediend ten aanzien van beide polissen.

3.3 In het zelfstandig verzoek is slechts meegedeeld dat klager heeft nagelaten de uitkeringen uit de polissen aan de dochter ten goede te laten komen dan wel om de uitkering aan ex-echtgenote te betalen als vergoeding van de studiekosten van de dochter. Daarbij zijn geen suggesties over de rol van klager gewekt, aldus verweerster.

3.4 Tenslotte heeft verweerster de verklaring van de ex-echtgenote aan het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek gehecht omdat zij het zinvol achtte dat de rechter kennis nam van de hoogstpersoonlijke reactie van haar cliënte, zulks in reactie op de ernstige verwijten van klager aan het adres van de ex-echtgenote in zijn inleidende verzoekschrift.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn of haar cliënte te behartigen op een wijze die hem of haar goed dunkt. Het is immers de primaire taak van een advocaat zijn of haar cliënt bij te staan en dus partijdig te zijn.

4.2 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan de advocaat weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn of haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn of haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn of haar cliënt verschaft en dat de advocaat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3 Uit het, bij het klachtdossier gevoegde, inleidende verzoekschrift van klager en het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek namens de ex-echtgenote is de voorzitter niet gebleken dat verweerster de belangen van klager onnodig of op onevenredige wijze heeft geschaad. Ook is niet gebleken dat verweerster onvoldoende onderzoek zou hebben gedaan naar de feiten in de zaak. Uit de processtukken en in het bijzonder de bijlagen daarbij, blijkt niet dat verweerster bij de behartiging van de belangen van de ex-echtgenote bovenomschreven tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden. Klager verwijt verweerster in feite dat zij namens de ex-echtgenote bepaalde stellingen uitdraagt. Deze stellingen, wat daarvan ook zij, betreffen de inhoud van het familierechtelijke geschil dat klager en zijn ex-echtgenote verdeeld houdt. Het is aan klager om de door hem gestelde onjuistheid daarvan in de familierechtelijke procedure te bestrijden. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerster daarbij de bovenomschreven tuchtrechtelijke grenzen zou hebben overschreden. Van dat laatste is hier naar het oordeel van de voorzitter geen sprake.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel(d) over het in het geding brengen van de verklaring van de ex-echtgenote met daarin haar persoonlijke relaas, overweegt de voorzitter dat verweerster ook daarmee niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Het siert verweerster juist dat zij op de aan de persoon van de ex-echtgenote gerichte passages in het inleidende verzoekschrift van klager op zakelijke wijze gereageerd heeft in het verweerschrift. Daarmee heeft zij voldoende distantie ten opzichte van het geschil betracht. Aan de niet onbegrijpelijke behoefte van de ex-echtgenote om de tegen haar persoon gerichte stellingen en verwijten van klager te weerspreken is tegemoetgekomen door naar eigen verklaring als bijlage aan het verweerschrift te hechten.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 21 maart 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.