ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4048 Raad van Discipline Amsterdam 13-034A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4048
Datum uitspraak: 07-03-2013
Datum publicatie: 26-03-2013
Zaaknummer(s): 13-034A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. kennelijk ongegrond.

Beslissing van 7 maart 2013

in de zaak 13-034A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

p/a

klager,

tegen:

Mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam,

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 februari 2013, met kenmerk 1313-0443, door de raad ontvangen op 6 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft op verzoek van klager, die gedetineerd was, de behandeling van zijn strafzaak in september 2011 overgenomen van een advocaat in Breda.

1.3 Verweerster heeft klager bijgestaan op een pro forma zitting op 27 september 2011. Blijkens de brief van verweerster aan klager van 28 september 2011 heeft de rechtbank besloten dat klager moet worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum ter observatie, dat er drie getuigen moeten worden gehoord en dat de telefoon van klager moet worden onderzocht. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris voor getuigenverhoor.

1.4 Nadien hebben klager en verweerster nog uitvoerig gecorrespondeerd en heeft verweerster klager enige malen in detentie bezocht.

1.5 Op 6 maart 2012 heeft verweerster de zaak op verzoek van klager overgedragen aan een andere advocaat. Bij brief van dezelfde dag heeft verweerster aan deze opvolgend advocaat bevestigd dat er een pro forma zitting gepland stond op 9 maart 2012 en dat het wachten was op het rapport van het Pieter Baan Centrum.

1.6 Bij brief van 8 maart 2012 heeft verweerster aan klager geschreven dat zij het  strafdossier, evenals de map met andere stukken die klager haar ter bewaring had gegeven, aan de opvolgend advocaat had overgedragen.

1.7 Op enig moment nadien is door de strafrechter aan klager TBS opgelegd.

1.8 Bij brief (met bijlagen) van 24 oktober 2012, ontvangen door deken op 31 oktober 2012, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster (en over diverse anderen, waaronder advocaten en een psychiater). Klager heeft zijn klacht toegelicht en aangevuld bij brieven van 10 november, 14 november en 10 december 2012, 7, 11, 14 en 21 januari 2013.

2 KLACHT

2.1 De klacht tegen verweerster is uit de vele uitvoerige handgeschreven brieven van klager niet eenvoudig te destilleren, maar houdt naar de voorzitter begrijpt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij

a) de stukken die zij voor klager zou bewaren heeft achtergehouden of kwijt gemaakt;

b) heeft samengespannen met het Pieter Baan Centrum om klager in de TBS te krijgen;

c) tegen klager gezegd zou hebben dat hij binnen een jaar weer buiten zou staan als hij naar een kliniek zou gaan;

d) aan klager zou hebben geadviseerd mee te werken aan een rapportage in het Pieter Baan Centrum;

e) een collega naar getuigenverhoren in de zaak van klager heeft gestuurd, welke collega de belangrijkste vragen niet heeft gesteld;

f) een stuk dat klager had geschreven ten onrechte niet aan de rechtbank heeft overhandigd of gestuurd.

3 BEOORDELING

3.1 De klachten van klager komen er in de kern op neer dat verweerster hem geen goede rechtsbijstand heeft gegeven. Verweerster heeft de verwijten ontkend en gemotiveerd betoogd dat zij klager correct en deskundig heeft bijgestaan. De voorzitter oordeelt als volgt over de klachtonderdelen.

3.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter dat uit het klachtdossier blijkt, dat verweerster het strafdossier van klager aan de opvolgend advocaat heeft overgedragen. Dat geldt ook voor de map met andere stukken die klager haar in bewaring had gegeven. Dit heeft verweerster herhaaldelijk per brief aan klager trachten uit te leggen. Klager heeft niet duidelijk gemaakt welke stukken nog ontbreken. Van klachtwaardig handelen door verweerster is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

3.3 De klachtonderdelen b), c) en d) hangen met elkaar samen en zullen daarom samen worden behandeld. Verweerster heeft de verwijten ontkend. De voorzitter overweegt het volgende.

3.4 Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de verwijten van klager. Integendeel, bij brief van 28 september 2011 schreef verweerster aan klager over het Pieter Baan Centrum:

“(...) U bent natuurlijk niet verplicht om mee te werken aan dat onderzoek, of om bijvoorbeeld vragenlijsten in te vullen. Maar men zal hoe dan ook een rapport over u opstellen. Als u niet meewerkt dan wordt u geobserveerd en wordt daar een rapport over gemaakt. Wij moeten dit allemaal binnenkort nog maar eens rustig bespreken. (...)”.

3.5 Vervolgens schreef zij nog op 15 februari 2012 aan klager:

“(...) Het wachten is nu op het rapport van het Pieter Baan Centrum. Ik hoop dat u er met hen uitkomt over het verstrekken van informatie en dergelijke. Ik heb u al eerder gezegd dat u niet verplicht bent om mee te werken. Het is in mijn ogen alleen niet verstandig om half mee te werken. Als u meewerkt, geef dan uw volle medewerking. Of werk helemaal niet mee.

Als u nog vragen hebt, of wilt overleggen, neem dan contact met me op. Ik probeer binnenkort ook weer bij u langs te komen.” 

3.6 Gezien het bovenstaande is naar het oordeel van de voorzitter in het geheel niet aannemelijk geworden dat verweerster heeft samengespannen met het Pieter Baan Centrum om klager in de TBS te krijgen; dat zij tegen klager gezegd zou hebben dat hij binnen een jaar weer buiten zou staan als hij naar een kliniek zou gaan; en/of dat zij aan klager zou hebben geadviseerd mee te werken aan een rapportage in het Pieter Baan Centrum. De klachtonderdelen b), c) en d) zijn daarom kennelijk ongegrond.

3.7 Met klachtonderdeel e) doelt klager kennelijk op de getuigenverhoren die op 13 februari 2012 zijn gehouden. Verweerster heeft van dat verhoor aan klager verslag gedaan in eerdergenoemde brief van 15 februari 2012. Zij schreef dat haar kantoorgenoot mr. F namens haar de getuigen heeft ondervraagd, dat de verhoren goed zijn verlopen, wat de getuigen hebben verklaard en dat dit gunstig was voor klager.

3.8 Klager heeft niet duidelijk gemaakt wat er volgens hem fout is gedaan bij de verhoren – en overigens ook niet wat hij in dat verband aan verweerster verwijt, die de verhoren immers niet heeft bijgewoond. De voorzitter begrijpt uit de brieven van klager dat hij uiteindelijk TBS heeft gekregen en dat hij daar erg ongelukkig mee is. De TBS is kennelijk opgelegd nadat verweerster zijn zaak op klagers verzoek aan een andere advocaat had overgedragen. De inhoudelijke strafzitting heeft na die overdracht plaatsgevonden; verweerster is daar dus niet bij geweest. Hoe dan ook, het feit dat een cliënt ongelukkig is met de straf of maatregel die de strafrechter hem heeft opgelegd, betekent uiteraard nog niet dat de advocaat zijn werk niet goed heeft gedaan. In dit geval blijkt uit het dossier niet dat verweerster klager niet goed heeft bijgestaan. Zij heeft steeds met klager overlegd en zij heeft hem steeds duidelijke uitleg gegeven over het verloop van zijn strafzaak. Zij heeft vele, duidelijke, brieven geschreven en hem enkele malen in detentie bezocht.

Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Daarom dient ook klachtonderdeel e) kennelijk ongegrond te worden verklaard.

3.9 Verweerster heeft naar aanleiding van klachtonderdeel f) aangevoerd dat zij niet bekend is met een stuk dat klager had geschreven en dat zij ten onrechte niet aan de rechtbank zou hebben overhandigd of gestuurd. Het is de voorzitter ook niet duidelijk geworden waar klager op doelt. Ook dit klachtonderdeel zal daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.

3.3 Gezien het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier, op 7 maart 2013.   

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op                                2013 per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager  

en per gewone post aan:

- verweerster 

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.