ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4031 Raad van Discipline Amsterdam 12-178A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4031
Datum uitspraak: 12-03-2013
Datum publicatie: 26-03-2013
Zaaknummer(s): 12-178A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het noemen van een partij waarbij klager is betrokken en welke partij negatieve aandacht in de media heeft verkregen in een procedure waarbij die partij geen enkele rol of betekenis heeft, is tuchtrechtelijk laakbaar. De belangen van klager zijn daarmee onnodig geschaad zonder dat daarbij een redelijk doel wordt gediend. De klacht is gegrond.

Beslissing van 12 maart 2013

in de zaak 12-178A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 juni 2012 met kenmerk 1112-417, door de raad ontvangen op 12 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2012 in aanwezigheid van partijen. Klager werd bijgestaan door mr. B., verweerder door mr. X. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 in de in die brief genoemde inventarislijst;

- de pleitaantekeningen van verweerder;

- het proces-verbaal van de zitting van 17 december 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is aandeelhouder van de pensioenvennootschap S.P.B. B.V. welke vennootschap een tweetal cliënten van verweerder heeft gedagvaard bij de rechtbank Amsterdam. Tevens is klager onbezoldigd voorzitter van het bestuur van de stichting CR. Deze stichting is in 2007 onderwerp van negatieve berichtgeving geweest in de media.

2.3 Verweerder heeft ter gelegenheid van genoemde procedure in de akte uitlating producties van 28 december 2011 onder randnummer 23 onder meer het volgende geschreven:

“Het heeft er alle schijn van dat de heer [B] een fantast is”

 en onder randnummer 25:

“Voor uw goede begrip, de heer [B] is ook statutair directeur (sinds 2004, vanaf de oprichting) van de Stichting CR”.

en onder randnummer 26:

“Het Openbaar Ministerie is een onderzoek gestart naar een grootschalige fraude bij CR”

 en onder randnummer 27:

 “Het voorgaande is illustratief voor de bedenkelijke wijze van procederen, de onbereidwilligheid openheid van zaken te geven, het gemak waarin [S] steeds van stelling wijzigt, van zwart naar wit en van wit naar zwart en de durf om uw rechtbank onjuiste en onvolledige feiten voor te houden”

2.4 Bij brief van 20 januari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. ten onrechte de stichting CR in de zaak heeft genoemd en betrokken terwijl deze geen procespartij is en,

b. hij klager heeft weggezet als leugenaar en hem daarmee in een negatief daglicht heeft gesteld.

4 VERWEER

4.1 Naar de mening van verweerder is naar objectieve maatstaven geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Met de verwijzing naar de stichting heeft klager slechts het standpunt van zijn cliënten verwoord welke verwijzing bovendien in het belang van die cliënten was. Bovendien heeft ook klager in de langslepende affaire de cliënten van verweerder zowel in woord als in geschrift stelselmatig in verband gebracht met valsheid in geschrifte, oplichting en frauduleus handelen door de rechtsvoorganger van één van verweerders cliënten.

5 BEOORDELING

5.1 Gezien de aard en de onderlinge samenhang van de beide klachtonderdelen lenen deze zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van de wederpartij(en) heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.3 De raad is van oordeel dat verweerder door de wijze waarop hij verwijst naar de betrokkenheid van klager bij de stichting de tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden. Immers, vast is komen te staan dat genoemde stichting en klagers betrokkenheid daarbij niets van doen hebben met het geschil tussen verweerders cliënten en klager. De raad ziet dan ook niet in welk belang was gediend met het noemen van de stichting en klagers betrokkenheid daarbij anders dan klager in persoon onnodig en onevenredig te schaden. Dit onderdeel van de klacht is gegrond. De raad is het met verweerder eens dat door het gebruik van het woord ‘fantast’ klager niet is weggezet als leugenaar. Ter onderbouwing van het gebruik van genoemd woord heeft verweerder onweersproken gesteld dat partijen op het scherp van de snede hebben geprocedeerd en zich daarbij over en weer in scherpe bewoordingen hebben uitgelaten. De raad meent daarom dat in dit geval niet kan worden gezegd dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten Dit onderdeel van de klacht faalt.

6 MAATREGEL

6.1 Gezien de aard van de klacht en het feit dat verweerder er blijk van heeft gegeven dat zijn woordkeuze ongelukkig is geweest onder aanbieding van excuses, ziet de raad geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

- onderdeel a van de klacht gegrond;

- onderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, L.D.H. Hamer, G.J.W. Pulles en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegronde onderdeel van de klacht hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegronde onderdeel van de klacht hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl