ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3746 Raad van Discipline Amsterdam 12-374A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3746
Datum uitspraak: 28-01-2013
Datum publicatie: 29-01-2013
Zaaknummer(s): 12-374A
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de voormalige levenspartner van klager. Verweerster is advocaat, maar de klacht richt zich uitsluitend op handelen in de privésfeer. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak 12-374A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam   

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 27 december 2012 met kenmerk 1313/0088, door de raad ontvangen op 28 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is gehuwd geweest met mr. X. In een van de procedures in het kader van de echtscheiding is mr. X bijgestaan door verweerder als proces-advocaat. Verweerder is thans de partner van mr. X. Tegen mr. X heeft klager ook een klacht ingediend.

1.3 Klager en verweerder hebben elkaar op 22 september 2012 getroffen op de Gooische hockeyclub. Er heeft toen een schermutseling plaatsgevonden. In de nasleep van dat incident is tussen diverse partijen nog correspondentie gewisseld met betrekking tot het voorval. Een e-mail van de hand van verweerder van 23 november 2012 bevat de passage:

“En maak van je volgende klacht of aangifte weer zo’n dolkomisch verhaal! De laatste hangt ingelijst op kantoor.”

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager gedurende de bewuste ontmoeting op 22 september 2012 zou hebben gedreigd hem "van dit terrein af te slaan" en klager op aanvallende wijze zou hebben benaderd, waarbij verweerder, zoals uit de e-mail van 23 november 2012 zou blijken, zijn hoedanigheid van advocaat en “privé” heeft vermengd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat het door klager genoemde voorval plaatsvond in de privésfeer. Verweerder was niet op de hockeyclub aanwezig in zijn hoedanigheid als advocaat en heeft klager ook niet in die hoedanigheid benaderd. Het enkele feit dat verweerder in de procedure tussen klager en mr. X namens klagers ex-echtgenote heeft opgetreden, brengt niets klachtwaardigs met zich mee.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 De verweten gedragingen van verweerder worden door hem in zoverre niet betwist. Wel stelt verweerder dat deze hebben plaatsgevonden in de privésfeer. De voorzitter stelt vast dat één en ander zich heeft afgespeeld tegen de achtergrond van de tussen klager en mr. X bestaande onmin als ex-partners. Verweerder heeft zich als huidige partner daarin gemengd en heeft zich tot verweerder, als ex-partner van mr. X, gericht. De verweten gedragingen spelen zich dan ook volledig af in de privésfeer.

4.3 De voorzitter stelt voorop dat privé-gedragingen van een advocaat alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld worden wanneer er hetzij voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

4.4 Verweerder erkent ten minste eenmaal als (proces)advocaat voor mr. X te hebben opgetreden. Daarnaast vermeldt verweerder in een e-mail dat hij een bepaalde klacht of aangifte van de hand van klager op zijn kantoor zou hebben opgehangen. Geen van beide omstandigheden rechtvaardigen echter de conclusie dat de gedragingen die klager verweerder verwijt enigerlei (inhoudelijke) aanknoping hebben met verweerders praktijk¬uitoefening.

4.5 Evenmin is sprake van gedragingen van verweerder die absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht in het licht van zijn beroepsuitoefening.

4.6 Overigens heeft de deken na zijn onderzoek in correspondentie aan klager reeds de verwachting uitgesproken dat de klacht tot een conclusie als hiervoor genoemd zou leiden. Het verbaast de voorzitter dan ook ten zeerste dat klager – die nota bene deel uitmaakt van de rechterlijke macht – zijn klachten desondanks heeft gehandhaafd.

4.7 Het voorgaande betekent dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.J.E. van den Bergh als griffier op 28 januari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.