ECLI:NL:TADRAMS:2013:62 Raad van Discipline Amsterdam 13-206A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:62
Datum uitspraak: 23-08-2013
Datum publicatie: 27-08-2013
Zaaknummer(s): 13-206A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdverloop van 6,5 jaar tussen einde rechtsbijstand en indiening klacht.

Beslissing van 23 augustus 2013

in de zaak 13-206A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 juli 2013, door de raad ontvangen op 30 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure bij de politierechter. Op 15 september 2006 heeft verweerder klager voor het eerst bezocht in het huis van bewaring. De zitting vond plaats op 20 december 2006. Aan klager is bedreiging ten laste gelegd; hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden onvoorwaardelijk.

1.3 Op 22 december 2006 heeft verweerder naar aanleiding van een met klager gevoerd gesprek per brief aan klager bevestigd dat klager van hoger beroep afzag en dat verweerder zijn diensten aan klager beëindigde.

1.4 Bij ongedateerde brieven, door de deken ontvangen in april en mei 2013, beklaagt klager zich over de wijze waarop verweerder de belangen van klager behartigde.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij:

a. te kennen heeft gegeven dat hij zeer moeilijk bereikbaar was;

b. niet namens klager in hoger beroep is gegaan.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. De klachtonderdelen zullen in het navolgende gezamenlijk worden behandeld.

3.2 De voorzitter is van oordeel dat bedoelde klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk zijn en overweegt daartoe het volgende. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager op 15 september 2006 aangevangen en op 22 december 2006 beëindigd. Eerst in april 2013 heeft klager zijn klacht ingediend.

3.3 Tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door  de tuchtrechter kan worden getoetst, staat het belang van de advocaat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij 6,5 jaar heeft gewacht met het indienen van deze klacht. Ook anderszins zijn voor dit tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerster bij rechtszekerheid. Daar komt nog bij, dat het door het tijdsverloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen. 

3.4 Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang, hetgeen leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van bedoelde klachtonderdelen. 

3.5 Klager is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk in beide klachtonderdelen.

3.6 Ten overvloede geldt dat indien klager wél ontvankelijk zijn in zijn klacht, de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond zou verklaren. De volgende omstandigheden leiden tot die conclusie.

3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft klager onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat hij ten gevolge van verweerders tijdelijke slechte bereikbaarheid enig nadeel heeft geleden. Verweerders slechte bereikbaarheid, voor zover daar sprake van was, leidt onder die omstandigheden niet tot tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.

3.8 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft verweerder door het overleggen van de bevestigingsbrief d.d. 22 december 2006 voldoende aangetoond dat hij met klager heeft besproken dat klager niet in hoger beroep zou gaan. Er is te dien aanzien dan ook geen sprake van een tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten zijdens verweerder.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager in beide klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 23 augustus 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.