ECLI:NL:TADRAMS:2013:61 Raad van Discipline Amsterdam 13-204A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:61
Datum uitspraak: 20-08-2013
Datum publicatie: 21-08-2013
Zaaknummer(s): 13-204A
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen deken kennelijk ongegrond. Ruime mate van vrijheid om klachten te onderzoeken. Geen partijdigheid.

Beslissing van 20 augustus 2013

in de zaak 13-204A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 juli 2013 met kenmerk 4013-0451, door de raad ontvangen op 30 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend tegen mr. X, advocaat te Y. Verweerder heeft de klachtbrief doorgezonden aan mr. X met het verzoek om een reactie. Naar aanleiding van de reactie van mr. X heeft verweerder telefonisch contact gehad met mr. X, in welk telefoongesprek

mr. X verweerder te kennen gaf bereid te zijn om € 250,-- te betalen om aan de discussie een einde te maken.

1.3 Verweerder heeft dit voorstel van mr. X overgebracht aan klager, die met dit voorstel niet akkoord wilde gaan. Na onderzoek heeft verweerder de klacht op 1 februari 2012 aan de raad gezonden.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder in zijn hoedanigheid van deken:

a) buiten klager om contact heeft gehad met de beklaagde advocaat;

b) buitengewoon partijdig is geweest.

3 BEOORDELING

3.1 Artikel 46c lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Hoe dit onderzoek dient plaats te vinden is niet nader geregeld, hetgeen betekent dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van het onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan.

3.2 Verweerder stelt dat onderdeel van het door de deken in te stellen onderzoek is om te bezien of bemiddeling tot de mogelijkheden behoort. Gelet op het financiële aspect, blijkend uit het klachtdossier, bestond er naar het oordeel van de deken aanleiding om bij de beklaagde advocaat te informeren naar zijn bereidheid om tot een financiële afwikkeling te komen. Een dergelijke handelwijze past binnen de grote vrijheid als hiervoor onder 3.1 bedoeld. Door te onderzoeken of een regeling getroffen kon worden heeft de deken het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Daarvan kan hem geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

3.3 Klager verzuimt de door hem veronderstelde partijdigheid dan wel vriendjespolitiek te concretiseren of anderszins van bewijs te voorzien. Uit het dossier blijkt niet dat de deken bij zijn onderzoek partijdig is geweest.

3.4 De klacht is dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 augustus 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.