ECLI:NL:TADRAMS:2013:59 Raad van Discipline Amsterdam 13-038A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:59
Datum uitspraak: 20-08-2013
Datum publicatie: 20-08-2013
Zaaknummer(s): 13-038A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht eigen advocaat gegrond. Advocaat heeft geen intakegesprek met klager gevoerd noch een opdrachtbevestiging aan hem gestuurd. Advocaat heeft klager onvoldoende begeleid en geïnstrueerd in procedure bij rechtbank over onbetaalde facturen voor meerwerk. Geen schending redelijke termijn voor het indienen van een klacht. Berisping.

Beslissing van 20 augustus 2013

in de zaak 13-038A    

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 5 februari 2013 met kenmerk 13-13-0160, door de raad ontvangen op 6 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 juni 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager heeft zich mede doen bijstaan door de heer X. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad

- de stukken genummerd 1-11 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van

 5 februari 2013 behorende inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft in opdracht van SeARCH BV werkzaamheden verricht. Klager heeft aan SeARCH meerwerk in rekening gebracht. SeARCH heeft een deel van het in rekening gebrachte meerwerk betaald, maar zij heeft een bedrag groot EUR 51.437,75 onbetaald gelaten.

2.2 Klager heeft een incassobureau ingeschakeld om het openstaande bedrag te innen. De pogingen van het incassobureau liepen op niets uit, waarna het incassobureau klager op 20 april 2009 in contact heeft gebracht met verweerder. Het incassobureau verwijst vaker cliënten door aan verweerder.

2.3 Verweerder heeft klager op 3 juni 2009 een concept dagvaarding bestemd voor SeARCH toegestuurd. Na ontvangst van op- en aanmerkingen hierop van klager, heeft verweerder de dagvaarding doen betekenen.

2.4 Bij brief van 17 september 2009 heeft verweerder de conclusie van antwoord van SeARCH aan klager gestuurd met het bericht: “Ik verneem graag uw commentaar op dat stuk.”

2.5 Verweerder heeft klager per e-mail van 28 september 2009 geschreven dat de rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast op maandag 7 december 2009 om 13:30 uur. Verweerder heeft klager in deze e-mail tevens verzocht bij de comparitie aanwezig te zijn en het adres van de rechtbank daarbij vermeld. In een e-mail van 5 oktober 2009 heeft verweerder klager kopie van het tussenvonnis toegestuurd waarin de comparitie is gelast. In deze e-mail heeft verweerder voorts geschreven: “Indien u meent dat er nog nadere stukken naar de rechtbank moeten worden gezonden – dat zou dan voor 23/11 moeten gebeuren – verneem ik zulks gaarne van u.”

2.6 Op 7 december 2009 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. De rechter heeft klager bij tussenvonnis van 20 januari 2010 in de gelegenheid gesteld op 17 februari 2010 een akte te nemen ter onderbouwing van zijn vordering.

2.7 Klager heeft op 15 februari 2010 verweerder per fax de eerste bladen behorend bij de akte toegestuurd. In die fax heeft klager aangekondigd de resterende stukken houdende de toelichting op het meerwerk nog te moeten afronden en inbinden. Op 15 of 16 februari 2010 is klager bij het kantoor van verweerder langs geweest met de ingebonden stukken. Deze waren omvangrijk.

2.8 Verweerder heeft op 16 februari 2010 per B formulier uitstel aan de rechtbank gevraagd voor het indienen van de akte. Als toelichting op het verzoek heeft verweerder geschreven: “Door omstandigheden heb ik de te nemen akte en vooral de daaraan te hechten bijlagen – die volgens cliënt groot zijn in getal – nog niet kunnen bespreken. De bijlagen zijn nog niet in mijn bezit, ik kan er dus nog niet naar verwijzen in de te nemen akte. Ik verzoek u dringend akkoord te gaan met een kort uitstel van twee weken, aangezien de bijlagen als het goed is reeds deze week of begin volgende week zullen kunnen worden afgeleverd op mijn kantoor.” De rechtbank heeft het verzochte uitstel geweigerd.

2.9 Verweerder heeft op 17 februari 2010 de akte namens klager genomen.

2.10 De rechtbank heeft de vordering van klager tegen SeARCH afgewezen.

2.11 Bij brief van 9 juli 2010 aan verweerder heeft mr. Y bericht dat klager hem heeft ingeschakeld in verband met het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank. Mr. Y heeft verweerder verzocht om toezending van het dossier.

2.12 Het hof heeft het voor klager ongunstige vonnis van de rechtbank Amsterdam bekrachtigd.

2.13 Klager heeft zich na kennisname van het arrest van het gerechtshof Amsterdam tot een cassatie-advocaat gewend met het verzoek hem te adviseren over de kansen op een succesvol cassatieberoep. De cassatieadvocaat heeft op 24 april 2012 klager geadviseerd geen beroep in cassatie in te stellen. In het advies is te lezen:

“Na het tussenvonnis is bij akte een indrukwekkend aantal bescheiden overgelegd, inclusief tekeningen en e-mails met wijzigingsverzoeken, vergezeld van een algemene toelichting van uzelf. Ik stel daarbij voorop (…) dat het enkel produceren van e-mails, brieven en tekeningen e.d., niet volstaat, ook niet indien bepaalde passages voor de duidelijkheid zijn aangestreept. (…) Wat uw toelichting betreft: op de vragen van de rechtbank die zij in rov. 2.9 van het tussenvonnis heeft gesteld, is geen specifiek antwoord gekomen, althans de lezer krijgt dit niet op het eerste gezicht. Wat verder ontbreekt is de concrete onderbouwing van de extra gewerkte uren, oftewel de (juridische) vertaling daarvan voor de rechter die in casu is te kenschetsen als een leek. Uit de stukken valt weliswaar op te maken dat diverse malen om wijzigingen en om aanpassingen e.d. is verzocht, en dat vermoedelijk vervolgens veranderingen in tekening zijn aangebracht, maar daaruit is nog niet af te leiden hoeveel uren daarmee normaliter zijn gemoeid, laat staan dat, voorzover het de gewerkte uren betreft, naar het overzicht wordt teruggekoppeld.”

Klager heeft geen beroep in cassatie ingesteld.

2.14 Klager heeft declaraties van verweerder over de periode 12 augustus 2009 tot en met 26 juli 2010 voor in totaal EUR 6.212,13 onbetaald gelaten. Per e-mail van 9 juli 2012 heeft verweerder klager verzocht per ommegaande zorg te dragen voor betaling van het openstaande bedrag. Klager heeft verweerder bij brief van 28 september 2012 geantwoord dat hij niet tevreden is over de door verweerder aan hem verleende rechtsbijstand.

2.15 Bij brief met bijlagen van 22 oktober 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder tekort is geschoten in het voorbereidend overleg met klager over de inhoud en de achtergrond van de zaak;

b) verweerder tekort is geschoten in de instructie over de vorm en inhoud van de aan de rechtbank over te leggen bescheiden en toelichting;

c) verweerder ernstig is tekort geschoten in de aandacht bij de voorbereiding en de behandeling van de zaak.

4 ONTVANKELIJKHEID

4.1 Tijdens het onderzoek naar de op 22 oktober 2012 ingediende klacht door de deken heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat de redelijke termijn voor indiening van de klacht is overschreden. Hij heeft erop gewezen dat ruim twee jaar zijn verstreken nadat hij zijn werkzaamheden voor klager had neergelegd.

4.2 De raad zal dit meest verstrekkende verweer eerst beoordelen. De raad overweegt dat in dit verband twee belangen tegen elkaar dienen te worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. De regering heeft in juli 2012 een wijzigingsvoorstel voor art. 46g Advocatenwet naar de Tweede Kamer gestuurd waarin wordt bepaald dat een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het tijdsverloop drie jaren of meer bedraagt (Kamerstukken II, 2011-2012, 32 382, nr. 10, blz. 17). Dit voorstel heeft bij de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie tot geen andere reactie geleid dan de vraag van de leden van de SP-fractie waarom niet wordt vastgehouden aan de gangbare verjaringstermijn in het civiele recht, te weten vijf jaar (Kamerstukken II, 2012-2013, 32 382, nr. 12, blz. 33).

4.3 De raad is van oordeel dat de redelijke termijn voor indiening van de klacht is aangevangen op de dag dat verweerder kennis nam van het cassatie advies van 24 april 2012. Op dat moment zijn de gevolgen van de handelwijze van verweerder voor klager kenbaar geworden. De klacht is zes maanden na ontvangst van het cassatieadvies ingediend. Het spreekt voor zich dat deze termijn niet onredelijk lang is. Maar ook als aangenomen moet worden dat klager, zoals verweerder stelt, al in juli 2010 op de hoogte was van alle relevante omstandigheden voor het indienen van de klacht, is klager ook ontvankelijk in zijn klacht. Een enkel tijdsverloop van twee-en-een-half jaar levert, mede gezien de hierboven weergegeven laatste ontwikkelingen op het gebied van advocatenwetgeving niet zonder meer een overschrijding van de redelijke termijn op, te meer niet nu niet is gebleken dat verweerder in zijn verdedigingsbelangen is geschaad.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a) en b)

5.1 De onderdelen a en b lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 De raad stelt voorop en dat wordt ook erkend door verweerder, dat klager cliënt was van verweerder (en niet het eerder door klager ingeschakelde incassobureau). Niet is komen vast te staan dat verweerder een intakegesprek met klager heeft gevoerd. Dat verweerder aan klager een opdrachtbevestiging heeft gestuurd, waarin hij de aan hem verschafte opdracht bevestigt, zijn analyse van de sterke en zwakke punten van de zaak van klager gaf en een stappenplan aan klager presenteerde, is evenmin komen vast te staan. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat had een dergelijk gesprek (al dan niet telefonisch) gehouden en de aan hem verstrekte opdracht per brief of per e-mail bevestigd.

5.3 Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder onvoldoende regie heeft gevoerd. Verweerder heeft klager de conclusie van antwoord van zijn wederpartij zonder commentaar doorgestuurd. Het is verweerder in deze zaak zwaar aan te rekenen dat hij klager op geen enkele wijze heeft geïnstrueerd over het aanleveren van nadere gegevens die klager na het tussenvonnis bij akte in het geding mocht brengen. Verweerder heeft klager niet laten weten op welke termijn hij welke stukken aan verweerder diende aan te leveren. Verweerder heeft cliënt in het ongewisse gelaten en is daardoor ernstig tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht. Hetgeen verweerder hieromtrent ten verwere heeft aangevoerd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt en niet door bijvoorbeeld overlegging van correspondentie, tijdschrijfregistraties en processtukken onderbouwd. Klager heeft het verweer van verweerder ter zitting ook weersproken.

5.4 De klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5 Ook het laatste klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder de processtukken van de wederpartij van klager vooraf niet heeft bestudeerd en ter comparitie de toelichting van de vordering aan klager heeft overgelaten, is gegrond. Verweerder heeft ter zitting van de raad de stellingen van klager niet afdoende weersproken dat verweerder slecht voorbereid was ter comparitie op 7 december 2009, dat hij bedragen terzake wel betaald meerwerk en bedragen ter zake niet betaald meerwerk door elkaar haalde en dat klager zelf toen aan de rechter heeft uitgelegd waarop zijn vordering betrekking had.

5.6 Klachtonderdeel c) is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad acht de klachten dan ook gegrond en overweegt dat gezien de ernst van de feiten en de houding van verweerder ter zitting, waaruit de raad niet heeft kunnen opmaken dat hij de ernst van zijn tekortschieten inzag, de maatregel van een berisping gerechtvaardigd is.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart alle klachtonderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van een berisping.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, M. Pannevis, M.W. Schüller, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl