ECLI:NL:TADRAMS:2013:53 Raad van Discipline Amsterdam 13-042ROT

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:53
Datum uitspraak: 07-08-2013
Datum publicatie: 08-08-2013
Zaaknummer(s): 13-042ROT
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Advocaat benoemd tot onderzoeker door ondernemingskamer. Klager verwijt verweerder o.a. machtsmisbruik en intimidatie. Verzet ongegrond.

Beslissing van 7 augustus 2013

in de zaak    13-042 ROT 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de  voorzitter van de raad van discipline van 11 maart 2013 op de klacht van:

Stichting

Vertegenwoordigd door mevr.

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van discipline van 16 januari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad van discipline te ’s-Gravenhage gebracht.

1.2 Nu verweerder plaatsvervangend lid is van de raad van discipline in het ressort ’s-Gravenhage heeft de voorzitter van het hof van discipline bij beschikking van  4 februari 2013 met nummer 6690 de raad van discipline te Amsterdam, op grond van artikel 46a, 3e lid, Advocatenwet aangewezen om de klacht verder te behandelen. 

1.3 Bij beslissing van 11 maart 2013 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet ontvankelijk verklaard voor zover het het klachtonderdeel onder i betreft, en voor het overige heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 maart 2013 verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 25 maart 2013, door de raad ontvangen op 27 maart 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2013 in aanwezigheid van mevrouw mr S., bestuursvoorzitter van klaagster. Verweerder is eveneens verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager d.d. 25 maart 2013.

- De brief van verweerder met bijlage d.d. 27 mei 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet bevatten, zakelijk weergegeven, een verdere onderbouwing van door klaagster aan verweerder verweten onrechtmatige gedragingen, onderverdeeld in meerdere klachtonderdelen, die in de visie van klaagster door verweerder zijn gepleegd in hoedanigheid van onderzoeker, als zodanig benoemd door de ondernemingskamer.

3.2 Zowel klaagster als verweerder hebben in verzet vonnissen in geding gebracht, resp. van het gerecht van eerste aanleg te Curaçao en de van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Deze vonnissen hebben betrekking op het onderliggende geschil tussen de betrokken rechtspersonen. 

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaven heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2 Klaagster en de vennootschap waarin zij aandelen houdt zijn betrokken bij diverse civiele geschillen waarbij ook andere partijen betrokken zijn. Op goede gronden heeft de voorzitter het handelen van verweerder marginaal getoetst, door hem – hoewel het advocatentuchtrecht ook voor een door de ondernemingskamer benoemde onderzoeker die tevens advocaat is geldt - een grote vrijheid van handelen toe te kennen en door de gedragsregels die voor advocaten bedoeld zijn niet direct van toepassing te achten. Het is duidelijk dat klaagster en verweerder uiteenlopende visies hebben op de belangen van de betrokken vennootschappen, maar het tuchtrecht leent zich niet goed voor het beoordelen daarvan.

4.3 Ook in verzet geldt dat de door klaagster gestelde belangenverstrengeling, machtsmisbruik, de valsheid in geschrifte, alsmede de andere verwijten tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk zijn geworden.

4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en wordt het verzet ongegrond verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. A. de Groot, G. Kaaij, M. Pannevis, L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 7 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet geen hoger beroep worden ingesteld.