ECLI:NL:TADRAMS:2013:44 Raad van Discipline Amsterdam 13-012A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:44
Datum uitspraak: 05-08-2013
Datum publicatie: 06-08-2013
Zaaknummer(s): 13-012A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen (inmiddels van het tableau geschrapte)  advocaat deels gegrond. Vereiste communicatie met cliënt. Kwaliteit van dienstverlening. Berisping.

Beslissing van 5 augustus 2013

in de zaak 13-012A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

voormalig advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 januari 2013 met kenmerk 1112-942, door de raad ontvangen op 15 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juni 2013 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 tot en met 17 zoals opgenomen in de bij de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft op 27 juni 2008 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van verweerder met het verzoek aan verweerder om hem bijstand te verlenen in een strafzaak.

2.3 Bij faxbrief van 1 juli 2008 heeft verweerder aan de Officier van Justitie kenbaar gemaakt dat hij als gekozen raadsman van klager optrad. Aan klager is de opdracht niet schriftelijk bevestigd.

2.4 Klager heeft verweerder in het najaar van 2008 voor het eerst ontmoet tijdens een bespreking op het kantoor van verweerder, waarbij ook de vriendin van klager aanwezig was. Een tweede ontmoeting heeft bij toeval plaatsgevonden medio 2009, bij gelegenheid van een bespreking tussen klager en een kantoorgenoot van verweerder. Ten slotte heeft verweerder klager bijgestaan bij de behandeling van de strafzaak op 25 maart 2011. Een getuigenverhoor op 27 april 2010 is waargenomen door een broer van verweerder. De zitting in een tweede zaak, de ontnemingszaak op 4 april 2012 is waargenomen door een andere kantoorgenoot van verweerder. In beide gevallen heeft klager kort van tevoren telefonisch te horen gekregen dat verweerder niet op betreffende zittingen aanwezig kon zijn.

2.5 Bij e-mail met bijlagen van 12 juli 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klager geen inzicht heeft gegeven in de financiële gevolgen van de door hem te verlenen rechtsbijstand, mondeling, noch schriftelijk.

b) verweerder zijn toezegging om persoonlijk voor klager op te treden niet is nagekomen, maar de bijstand feitelijk heeft overgelaten aan een medewerker of aan kantoorgenoten;

c) verweerder excessief heeft gedeclareerd;

d) de rechtsbijstand door verweerder kwalitatief onder de maat was.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat de klachten behandeling behoeven ook al is verweerder inmiddels bij beslissing van 30 oktober 2012 door de raad geschrapt als advocaat, welke beslissing op 22 april 2013 door het Hof van Discipline is bekrachtigd. De klachten betreffen immers het handelen van verweerder als advocaat.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Een advocaat is gehouden een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt – zeker ook over de financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen.

4.3 Verweerder heeft gesteld dat hij de financiële consequenties van zijn betrokkenheid mondeling met klager heeft besproken en daarin voor zover dat op dat moment mogelijk was inzicht heeft gegeven. Klager heeft betwist dat een dergelijke bespreking heeft plaatsgevonden. Uit de stukken van het dossier blijkt niet van het bestaan van een schriftelijke opdrachtbevestiging en klager stelt dat die ontbreekt, terwijl evenmin is gebleken van enige onderbouwing van financiële afspraken.

4.4 Naar het oordeel van de raad komt het voor rekening en risico van verweerder dat hij de door hem gestelde afspraken over zijn honorarium niet schriftelijk heeft vastgelegd. Als gevolg daarvan neemt de raad als uitgangspunt dat tussen klager en verweerder (überhaupt) geen afspraken zijn gemaakt over het honorarium van laatstgenoemde. Dit betekent dat verweerder aan klager onvoldoende inzicht heeft gegeven in de financiële consequenties van de opdracht. Klachtonderdeel a is gegrond.

Ad klachtonderdeel b) en d)

4.5 Deze klachtonderdelen hangen met elkaar samen en zullen samen worden behandeld.

4.6 De raad verstaat de klachten aldus dat klager zich vooral beklaagt over het feit dat de kwantitatieve en kwalitatieve betrokkenheid van verweerder minimaal is geweest. Uit de faxbrief van 1 juli 2008 blijkt dat verweerder de opdracht persoonlijk heeft aanvaard. Verweerder schrijft immers dat hij als gekozen raadsman zal optreden. Verweerder stelt dat hij met klager heeft afgesproken dat hij voor zover mogelijk zelf de zittingen zou doen. Klager betwist die afspraak en het ontbreken van bevestiging daarvan komt voor risico van verweerder. Maar zoals overwogen is dat niet het centrale punt in de wijze waarop de raad de klachtonderdelen verstaat.

4.7 Na aanvaarding van een opdracht dient de advocaat zich in te spannen om een zaak voor zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen. Uit de door klager overgelegde urenstaat blijkt dat verweerder de behartiging van de belangen van klager grotendeels heeft overgelaten aan kantoorgenoten. Verweerder is slechts naar één zitting geweest en heeft niet of nauwelijks persoonlijk met klager gesproken. De pleitnota is door een kantoorgenoot van verweerder opgesteld en verweerder heeft nagelaten om een strafmaatverweer te voeren. Van verdere inhoudelijke betrokkenheid bij de zaak is niet gebleken. In totaal heeft het kantoor van verweerder blijkens de specificatie dd 14 augustus 2012 gedurende bijna vier jaren 93,1uren aan de zaak besteed, en slechts bijna 6 hiervan (waarvan de helft reistijd) zijn door verweerder besteed.

4.8 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door verweerder aan klager verleende rechtsbijstand onder de maat is. De klachtonderdelen zijn mitsdien gegrond. 

Ad klachtonderdeel c)

4.9 Met klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder excessief te hebben gedeclareerd. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de hoogte van het tarief mede is gebaseerd op specialistische kennis, terwijl een omvangrijk gedeelte van de gedeclareerde tijd is besteed aan studie van literatuur en jurisprudentie. Bij het ontbreken van aanwijzingen van het tegendeel kan het berekenen van uren van medewerkers, tegelijk met eigen uren besteed aan overleg met die medewerkers op basis van het voor specialisten in rekening gebrachte tarief, eveneens tot het oordeel van excessief declareren leiden.

4.10 Hoewel de raad de nodige vraagtekens plaatst bij de in rekening gebrachte tijd, mede vanwege de door kantoorgenoten aan studie bestede tijd en de in rekening gebrachte bedragen (cumulatief € 37.728,-- inclusief kosten en BTW), is op basis van de stukken niet vast te stellen dat van excessief declareren sprake is geweest. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel dat op grond van de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in de gegrond bevonden klachtonderdelen de hierna op te leggen maatregel passend en geboden is.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klachtonderdelen a), b) en d) gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van berisping;

verklaart klachtonderdeel c) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. B. Roodveldt,

A. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, M. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 augustus 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl