ECLI:NL:TADRAMS:2013:223 Raad van Discipline Amsterdam 13-254A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:223
Datum uitspraak: 17-12-2013
Datum publicatie: 18-12-2013
Zaaknummer(s): 13-254A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij dat deze de in mediation overeengekomen geheimhouding heeft geschonden. Verzet ongegrond.

Beslissing van 17 december 2013

in de zaak 13-254A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 september 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te  Amsterdam   

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 2 september 2013 met kenmerk 40-13-0857, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 23 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: “de voorzitter”) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 september 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 30 september 2013 door de raad ontvangen op 2 oktober 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 30 september 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter niet heeft onderkend dat i) uit de voorwaarden van het Nederlands Mediation Instituut volgt dat alle communicatie voorafgaand aan en na het mediationtraject als één moet worden gezien en dat ii) de advocaat van de werkgever een derde is. Voorts wijst klager erop dat de mediator schriftelijk heeft bevestigd dat een schending van de mediationvoorwaarden heeft plaatsgevonden.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Dat de mediator, in zijn brief van 24 augustus 2013 aan klager, heeft onderkend dat hij geen informatie uit zijn gesprekken met klager had mogen delen met de cliënte van verweerder, doet aan het voorgaande niet af.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, B.J. Sol, R. Lonterman en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.