ECLI:NL:TADRAMS:2013:216 Raad van Discipline Amsterdam 13-190A + 13-191A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:216
Datum uitspraak: 17-12-2013
Datum publicatie: 18-12-2013
Zaaknummer(s): 13-190A + 13-191A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Onjuiste informatie over inhoud arrest en onvoldoende nazorg. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 17 december 2013

in de zaken 13-190A en 13-191A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

1. mr.  ("verweerster") en

2. mr.  ("verweerder")

advocaten te Amsterdam

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 9 juli 2013 met kenmerk 40-13-0556, door de raad ontvangen op 11 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 9 van de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster had een huurgeschil. De zaak is in eerste instantie behandeld door de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft klaagster bij vonnis van 19 januari 2011 veroordeeld tot betaling van EUR 31.782,20 (in hoofdsom) ter zake van huurachterstand, alsmede tot betaling van de lopende huurtermijnen van EUR 1.309,00 per maand vanaf 12 april 2010 tot 15 september 2010, dit alles vermeerderd met wettelijke handelsrente.

2.2 In hoger beroep is de behandeling van de zaak overgenomen door het kantoor van verweerders. Vanwege haar expertise in het huurrecht heeft verweerster de zaak inhoudelijk behandeld. In de eindfase heeft zij verweerder bij de zaak betrokken wegens zijn ervaring op het gebied van de financiële aspecten in dergelijke zaken. Verweerder is toen feitelijk het eerste aanspreekpunt voor klaagster geworden.

2.3 Het hof Arnhem heeft op 9 oktober 2012 arrest gewezen. Het dictum van dit arrest luidt, voor zover relevant, als volgt:

"Het gerechtshof:

in het principaal en het incidenteel appel

Vernietigt het vonnis d.d. 19 januari 2011 waarvan beroep voor zover [klaagster] daarbij in conventie, onder het eerste liggende streepje, tot betaling van EUR 31.782,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 15 september 2010 tot de dag van algehele voldoening, werd veroordeeld;

en in zoverre opnieuw rechtdoende

veroordeelt [klaagster] tot betaling aan [de verhuurder] van EUR 14.379,60 vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 15 september 2010 tot de dag van algehele betaling;

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;

veroordeelt [de verhuurder], voor zover [klaagster] ter voldoening aan het vonnis in eerste aanleg in conventie, onder het eerste liggende streepje, meer dan EUR 14.379,60 vermeerderd met handelsrente daarover vanaf 15 september 2010 heeft betaald, tot terugbetaling van dat meerdere, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 14 dagen na heden tot aan het moment dat zal zijn betaald;"

2.4 Rov. 7 van het arrest van 10 oktober 2012 luidt, voor zover relevant, als volgt:

"Een en ander brengt mee dat de verplichting tot huurbetaling doorliep tot 15 september 2010, zijnde het moment waarop de kantonrechter de overeenkomst heeft ontbonden. [Klaagster] dient deze verplichting na te komen. De kantonrechter heeft haar daar mitsdien terecht toe veroordeeld, zij het dat hij daarbij uit is gegaan van een huurachterstand per 12 april 2010 van EUR 25.482,20, waar deze naar [de verhuurder] stelt op dat moment EUR 14.704,60 beliep. Vermeerderd met (afgerond) vijf maanden huur tot de datum van ontbinding beloopt de huurverplichting EUR 21.249,60 in hoofdsom. In zoverre slaagt grief 3 in principaal appel, voor het overige faalt de grief."

2.5 Op 10 oktober 2012 hebben verweerders het arrest gestuurd naar klaagster. Verweerders hebben dezelfde dag contact opgenomen met de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster over de vergoeding van de juridische kosten in het 'natraject' van het arrest, te weten het tot stand brengen van een betalingsregeling. Dit heeft op 11 december 2012 geleid tot de afspraak met de rechtsbijstandsverzekeraar dat verweerders drie uur in rekening konden brengen om een betalingsregeling met de wederpartij te bewerkstelligen.

2.6 Verweerder heeft vervolgens de advocaat van de wederpartij een aantal maal verzocht hem te informeren over het totaalbedrag dat klaagster diende te betalen en om een betalingsregeling gevraagd.

2.7 Op 30 januari 2013 heeft verweerder aan klaagster geschreven dat de wederpartij het arrest van het hof zou kunnen executeren, maar dat het vonnis van de rechtbank is vernietigd en niet meer door de deurwaarder als uitgangspunt kan worden genomen.

2.8 Nadat bleek dat de advocaat de wederpartij niet meer bijstond, is contact gezocht met de deurwaarder van de wederpartij. In een e-mailbericht van 4 februari 2013 heeft verweerder aan de deurwaarder geschreven:

"Tenslotte verzoek ik u om een uiteenzetting van de totale vordering jegens mijn cliënte aangezien de hoofdsom EUR 14.379,60 (excl handelsrente vanaf 15 september 2010) bedraagt en u sprak over een vordering van EUR 25.000. Graag hoor ik dienaangaande.

Verweerder heeft dit e-mailbericht zonder toelichting doorgestuurd naar klaagster.

2.9 Klaagster heeft op 11 februari 2013 een e-mailbericht gestuurd aan verweerder, waarin zij verzoekt om duidelijkheid over het bedrag dat de wederpartij meent dat betaald moet worden. Zij heeft daarbij een eigen berekening gestuurd, waarin zij uitgaat van een hoofdsom van EUR 14.379,60.

2.10 Op 15 februari 2013 heeft de deurwaarder verweerder een specificatie gestuurd van de openstaande vordering, te weten EUR 25.778,45 in totaal. Dit bericht heeft verweerder zonder toelichting doorgestuurd naar klaagster.

2.11 Op 18 februari 2013 heeft klaagster jegens verweerders haar verbazing geuit over het feit dat haar een bedrag van EUR 25.778,45 gepresenteerd is, en schrijft zij:

"Wat mij overigens helemaal verbaast is het feit dat ik nadat de uitspraak is geweest herhaaldelijk contact met u heb gehad ([verweerder]) en ik de vraag steeds bij u heb neergelegd hoeveel ik nu moest gaan betalen. Uw reactie daarop was luid en duidelijk EUR 14.379,60 ik begrijp dus niet dat ik nu plotseling toch meer kosten hierop krijg."

2.12 De wederpartij heeft het arrest geëxecuteerd onder meer door beslag te leggen op het huis van klaagster en onder haar boekingskantoor. Uiteindelijk is een betalingsregeling gesloten krachtens welke klaagster EUR 350,- per maand aflost.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) informatie hebben achter gehouden, door klaagster niet erover te hebben geïnformeerd dat verweerder als advocaat, en niet als assistent, bij de zaak betrokken was geraakt;

b) het arrest van 10 oktober 2012 niet goed zouden hebben gelezen;

c) klaagster onvoldoende zouden hebben geïnformeerd over de consequenties van dat arrest en de bijkomende kosten;

d) de zaak van klaagster niet goed zouden hebben afgewikkeld.

3.2 Verweerders hebben verweer gevoerd. Dat verweer wordt, voor zover relevant, hierna bij de beoordeling besproken.

4 BEOORDELING

4.1 Bij de beoordeling van klachtonderdelen (a) tot en met (c) neemt de raad tot uitgangspunt dat de advocaat ervoor dient zorg te dragen dat belangrijke informatie, feiten en afspraken aan zijn cliënt bekend zijn. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

Ad klachtonderdeel (a)

4.2 Verweerders hebben erkend dat de communicatie met klaagster over de rol van verweerder bij de zaak beter had gekund. De raad is van oordeel dat deze tekortkoming in de communicatie van verweerders geen schoonheidsprijs verdient maar ook niet is te kwalificeren als tuchtrechtelijk laakbaar. Het klachtonderdeel is ongegrond.

 Ad klachtonderdeel (b) en (c)

4.3 Met klachtonderdelen (b) en (c) wordt geklaagd dat verweerders zich onvoldoende verdiept hebben in het arrest van 10 oktober 2012, en klaagster daarover onvoldoende hebben geïnformeerd, in het bijzonder over de hoogte van de veroordeling.

4.4 Het bedrag van een veroordeling is belangrijke informatie, zoals hiervoor onder 4.1 bedoeld, waarover verweerders klaagster naar behoren hadden moeten informeren. Uit het arrest blijkt voor de deskundige lezer – die een advocaat verwacht mag worden te zijn – duidelijk dat het vonnis slechts gedeeltelijk is vernietigd, en ten aanzien van de veroordeling tot het betalen van lopende huurtermijnen in stand is gebleven. Uit de correspondentie met klaagster, in het bijzonder het e-mailbericht van verweerder aan klaagster van 30 januari 2013 en het doorgestuurde e-mailbericht van verweerder aan de deurwaarder van 4 februari 2013, blijkt dat klaagster onjuist geïnformeerd is over het totaalbedrag van deze veroordeling.

4.5 Verweerders hebben erkend dat klaagster onjuist geïnformeerd is over de voor haar uit het arrest voortvloeiende betalingsverplichting. Verweerder heeft opgeworpen dat hij niet wist tot welk bedrag klaagster veroordeeld was, voordat hij het totaalbedrag van de wederpartij vernomen had. Naar het oordeel van de raad miskent verweerder hiermee dat het arrest duidelijk genoeg is om zelf te kunnen berekenen hoeveel de veroordeling beliep. Verweerder voert ook aan dat hij in zijn e-mailbericht van 4 februari 2013 aan de deurwaarder geschreven heeft dat de hoofdsom EUR 14.379,60 bedraagt, omdat, zo begrijpt de raad, hij hoopte aldus tot een voor klaagster gunstigere regeling met de wederpartij te komen. Wat hiervan ook moge zijn, ter vermijding van misverstand bij klaagster, had verweerder deze bedoeling aan haar duidelijk moeten maken. Dat heeft verweerder niet gedaan. Hij heeft zijn bericht van 4 februari 2013 aan de deurwaarder aan klaagster slechts ter kennisname gestuurd, zonder toelichtend schrijven.

4.6 De klachtonderdelen (b) en (c) zijn gegrond.

 Ad klachtonderdeel (d)

4.7 Volgens klaagster hebben verweerders haar zaak ook overigens niet goed afgewikkeld omdat zij te laat, want pas na geruime tijd en na aandringen van haar kant, contact hebben opgenomen met de deurwaarder, terwijl de deurwaarder toen al executiemaatregelen trof. Verweerders hebben hier tegen aangevoerd dat het hen, gedragsrechtelijk, niet vrijstond om contact op te nemen met de deurwaarder, omdat ze dan rechtstreeks met de wederpartij zouden communiceren. Hierin kunnen verweerders echter niet worden gevolgd; zij verwarren hier de deurwaarder van de (advocaat van de) wederpartij met de wederpartij zelf. Ook onjuist is dat zij niets aan 'nazorg' hoefden te doen zolang de rechtsbijstandsverzekeraar geen betaling had toegezegd voor het realiseren van een betalingsregeling.

4.8 Het behoort tot de taak van een advocaat om na afloop van een gerechtelijke procedure de gebruikelijke 'nazorg' te verrichten. Het had in dat kader op de weg gelegen van verweerders om, nadat de advocaat van de wederpartij niet (tijdig) antwoordde op de berichten van verweerders, met de deurwaarder contact op te nemen. De raad constateert dat verweerders te laat contact hebben gezocht met de deurwaarder van de wederpartij, zonder dat zij daarvoor een geldige reden hadden. Het klachtonderdeel is gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 In het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, waarvoor verweerders beiden verantwoordelijk zijn, heeft verweerder het grotere aandeel gehad. Uit zijn verweren en houding ter zitting, blijkt bovendien dat verweerder slechts beperkt inzicht heeft in de onjuistheid van zijn handelen. Verweerder heeft ofwel het arrest van 9 oktober 2012 gelezen maar niet begrepen, ofwel dat arrest (met uitzondering van het dictum) helemaal niet gelezen alvorens er jegens klaagster mededelingen over te doen. Beide scenario’s zijn zorgelijk te noemen. Ook heeft verweerder ten onrechte volgehouden dat hij niets voor klaagster aan 'nazorg' hoefde te doen totdat hij van de rechtsbijstandsverzekeraar betaling toegezegd had gekregen. In die omstandigheden acht de raad de na te melden maatregel passend en geboden.

5.2 Gelet op het feit dat verweerster beperktere betrokkenheid heeft gehad bij het verwijtbaar handelen, gelet op haar groter inzicht in de onjuistheid van het handelen en gelet op de door haar getoonde compassie met klaagster, ziet de raad geen reden om verweerster een maatregel op te leggen.

 BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart klachtonderdeel (a) ongegrond;

 verklaart klachtonderdelen (b), (c) en (d) jegens beide verweerders gegrond;

 legt verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, P. van Lingen en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerders

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl