ECLI:NL:TADRAMS:2013:185 Raad van Discipline Amsterdam 13-333NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:185
Datum uitspraak: 05-12-2013
Datum publicatie: 10-12-2013
Zaaknummer(s): 13-333NH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: “Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop. Klaagtermijn niet gestuit door eerder contact met de deken over bezwaren tegen advocaat, omdat klager die bezwaren niet als klacht heeft doorzet.”

Beslissing van 5 december 2013 

in de zaak 13-333NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 4 november 2013 met kenmerk td/md/13-349, door de raad ontvangen op 5 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager in 2008/2009 bijgestaan, in een kwestie waarin klager de Staat aansprakelijk hield voor schade die hij had geleden ten gevolge van zijn werkzaamheden als ambtenaar bij een ministerie.

1.3 Verweerder heeft namens klager de Staat aansprakelijk gesteld, welke aansprakelijkheid begin 2009 bij besluit is afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verweerder namens klager bezwaar gemaakt, welk bezwaar tijdens een hoorzitting van het ministerie medio 2009 is behandeld. Bij beslissing van de hoorcommissie is het bezwaar van klager gegrond verklaard, maar is het eerdere besluit (tot afwijzing van aansprakelijkheid) in stand gelaten.

1.4 Vervolgens heeft klager in september 2009 telefonisch contact opgenomen met de deken van de Orde van Advocaten in het (toenmalige) arrondissement Haarlem en met de Nederlandse Orde van Advocaten. Klager heeft toen met de deken besproken dat hij niet wilde dat verweerder hem nog langer rechtsbijstand verleende. Besproken is toen voorts dat klager wel rechtsbijstand wenste van een kantoorgenoot van verweerder, mr. A. De deken heeft vervolgens geen verdere bemoeienis gehad bij klager.

1.5 In overleg met mr. A heeft klager zich nadien nog gewend tot een andere advocaat die de kwestie tegen de Staat verder heeft opgepakt.

1.6 Op 18 september 2013 heeft klager de onderhavige klacht tegen verweerder ingediend, onder verwijzing naar het contact met de deken in 2009.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klagers geschil met de Staat der Nederlanden niet goed heeft behandeld. Ter toelichting op zijn klacht stelt klager dat verweerder ten onrechte een procedure heeft gestart tegen de Staat, omdat de Staat al aansprakelijkheid had erkend tijdens de hoorzitting medio 2009.

2.2 Klager meent dat hij tijdig zijn klacht heeft ingediend, omdat hij al in september 2009 contact heeft opgenomen met de deken, naar welk contact hij verwijst bij de (in zijn visie: hernieuwde) indiening van de klacht in september 2013.

3 BEOORDELING

3.1 De voorzitter zal allereerst beoordelen of klager tijdig heeft geklaagd tegen verweerder en daarmee of hij ontvankelijk is in zijn klacht.

3.2 Het optreden van verweerder, waarover wordt geklaagd, betreft handelen in de periode van eind 2008 tot medio 2009. De klacht die door de deken Noord-Holland is onderzocht, is ingediend op 18 september 2013. De indiening op 18 september 2013 is ruim vier jaar na de laatste inhoudelijke bemoeienis van verweerder met de kwestie waarin hij klager bijstond.

3.3 In een geval als dit moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, staat het belang van de advocaat dat hij ter wille van de rechtszekerheid ervan uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager geen goede reden aangevoerd waarom hij sinds september 2009 circa vier jaar heeft gewacht met het (in zijn visie: opnieuw) indienen van deze klacht.

3.4 Klager was sinds medio 2009 bekend met alle relevante feiten, op grond waarvan hij de onderhavige klacht heeft geformuleerd. Ook was hij ermee bekend dat er geen tuchtrechtelijk onderzoek door de deken is gevolgd op zijn telefoongesprekken met de deken in september 2009. Klager geeft als reden voor de vertraging van 2009 tot 2013 op dat hij ervan uitging dat, naar de voorzitter begrijpt, hij voortborduurt op zijn in september 2009 ingediende klacht. Deze redenering kan niet worden gevolgd. Klager is na september 2009 met andere advocaten in zee gegaan. In september 2009 heeft hij er geen blijk van gegeven zijn tegen verweerder geuite bezwaren als tuchtrechtelijke klacht onderzocht te willen hebben door de deken en/of anderszins zijn bezwaren tegen verweerder door te willen zetten. Deze omstandigheden dienen voor rekening van klager te blijven en kunnen derhalve het tijdsverloop tot het indienen van de klacht niet rechtvaardigen.

3.5 De voorzitter zijn ook overigens geen bijzondere omstandigheden gebleken, die tot verlenging van de klaagtermijn kunnen leiden. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang.

3.6 De voorzitter is daarom van oordeel dat klager in zijn klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

3.7 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat, zou klager kunnen worden ontvangen in zijn klacht, deze als kennelijk ongegrond zou zijn afgedaan. Ter onderbouwing van zijn klacht voert klager aan dat de Staat aansprakelijkheid jegens klager zou hebben erkend.  Het verslag van de hoorzitting bij het ministerie echter bevestigt het standpunt van verweerder dat een dergelijke erkenning niet is gedaan.

3.8 De feiten waarop de klacht van klager is gebaseerd zijn derhalve niet komen vast te staan, waardoor de klacht ook kennelijk ongegrond zou zijn verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 5 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.