ECLI:NL:TADRAMS:2013:175 Raad van Discipline Amsterdam 13-128A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:175
Datum uitspraak: 18-11-2013
Datum publicatie: 19-11-2013
Zaaknummer(s): 13-128A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: 'Klacht over optreden door verweerder voor wederpartij van klagers nadat verweerder in diezelfde zaak eerder advies had gegeven. Klacht is gegrond. Geen maatregel.'

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak 13-128A

naar aanleiding van de klacht van:

1. 

2. 

3. Mr.

p/a mr.

klagers

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 mei 2013 met kenmerk 1313-0281, door de raad ontvangen op 16 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2013 in aanwezigheid van klager sub 3 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede de stukken 1 tot en met 8 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder en klager sub 3 zijn beiden vergaand gespecialiseerd in kwekersrechten. Verweerder heeft in 2011 en 2012 contact gehad met klagers sub 1 en 2 over een kwekersrechtelijk geschil met X. Bij e-mail van 18 oktober 2011 heeft de Amerikaanse advocaat van klagers sub 1 en 2 verweerder gevraagd of het hem vrijstond om voor hen op te treden in een geschil tegen X en/of Y. Daarop liet verweerder diezelfde dag weten dat dit het geval was. Op 19 oktober 2011 zond de Amerikaanse advocaat aan verweerder nadere informatie over de zaak, vragen en een eigen advies. Dit advies had de kop 'privileged and confidential' en beschreef onder meer de onzekerheden van de zaak. Bij e-mail van 24 oktober 2011 heeft verweerder zich uitgelaten over de processuele mogelijkheden in het geschil met X en/of Y.

2.3 Vervolgens hebben klagers sub 1 en 2 zich tot een andere advocaat gewend (klager sub 3). Klager sub 3 heeft namens klagers sub 1 en 2 een verzoekschrift tot beschrijving, bewijsbeslag en monsterneming uitgebracht aan X, waarmee X zich tot verweerder heeft gewend. Verweerder heeft klagers sub 1 en 2 hiervan op de hoogte gesteld bij e-mail van 24 augustus 2012 en daarbij opgemerkt dat hij meende dat het hem vrijstond om voor X op te treden, maar dat hij het graag hoorde indien klagers sub 1 en 2 dit anders zagen.

2.4 Vervolgens heeft klager sub 3 zich namens klagers sub 1 en 2 tot de plaatsvervangend deken te Amsterdam gewend en advies ingewonnen. De plaatsvervangend deken heeft geadviseerd dat verweerder zich terugtrekt. Verweerder heeft zich vervolgens teruggetrokken als advocaat van X, maar daarbij gestipuleerd dat klagers sub 1 en 2 een klacht tegen hem zouden indienen om een oordeel van de raad te krijgen over de vraag of het hem in dit geval al dan niet is toegestaan om  voor X op te treden. Indien de klacht ongegrond wordt verklaard acht verweerder zich vrij om voor X en eventueel ook voor de aan X gelieerde Y op te treden.

2.5 Bij brief met bijlagen van 30 oktober 2012 hebben klagers sub 1, 2 en 3 zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij is gaan optreden voor X, terwijl hij in een eerder stadium van klagers sub 1 en 2 vertrouwelijke informatie had gekregen omtrent de strategie en achtergronden van de zaak en in die zaak advies heeft gegeven. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met zijn geheimhoudingsplicht en met Gedragsregel 7 lid 4;

b) hij met de e-mail van 24 augustus 2012 rechtstreeks contact heeft gezocht met klagers sub 1 en 2, terwijl hem bekend was dat zij werden bijgestaan door klager sub 3.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen advocaat/cliënt-relatie had met klagers sub 1 en 2. Het contact dat hij in 2011/2012 heeft gehad met klagers sub 1 en 2 zag op een potentiële opdracht om een kwekersrechtelijk geschil te behandelen. Vooruitlopend op de te verstrekken opdracht heeft hij wat informatie over de zaak gekregen en antwoord gegeven op de eerste vragen die klagers sub 1 en 2 hadden in verband met de zaak. Het betrof een algemene en globale beantwoording van verkennende vragen, waarvoor slechts een uur is geschreven, dat bovendien niet in rekening is gebracht.

4.2 Verweerder is van mening dat het hem vrijstond om voor X op te treden, omdat X hem benaderde nadat zij een rekest had ontvangen van klagers sub 1 en 2 en dit rekest dezelfde informatie bevatte als de informatie die verweerder in het kader van de advisering in 2011/2012 had ontvangen. Verweerder meent om die reden dat hij geen voorsprong had boven een andere advocaat. Het vertrouwelijke karakter van de informatie is komen te vervallen toen deze informatie werd opgenomen in het rekest, zodat het verweerder op dat moment vrijstond om voor X op te treden. 

5 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1 Voor de beoordeling van klachtonderdeel a is bepalend of tussen verweerder en klagers sub 1 en 2 een relevante advocaat/cliënt-relatie heeft bestaan. Daarvoor is naar het oordeel van de raad niet doorslaggevend dat verweerder klagers sub 1 en 2 heeft geadviseerd, maar wel wat de inhoud en de aard was van de door hen aan verweerder ten behoeve van die advisering  verstrekte informatie.

5.2 Naar het oordeel van de raad hebben klagers sub 1 en 2 aannemelijk gemaakt dat de informatie die zij aan verweerder hebben verstrekt in dit specifieke geval vertrouwelijk was. Daarvoor acht de raad relevant dat aan verweerder informatie is verstrekt over Meiosis, die niet is terug te lezen in het rekest, dat aan verweerder een advies van de Amerikaanse advocaat is verstrekt met de kop 'privileged and confidential' en dat verweerder telefonisch overleg heeft gehad met klagers sub 1 en 2. Klagers sub 1 en 2 hebben aldus met name aannemelijk gemaakt dat verweerder hierdoor bekend is geraakt met de twijfel en onzekerheid die klagers sub 1 en 2 hadden over de inhoud van de zaak en de kans van slagen daarvan, en welk bewijsmateriaal nog moest worden verkregen ter versterking van de zaak.

5.3 Anders dan verweerder stelt, eindigt het vertrouwelijke karakter van deze informatie niet op het moment dat deze volgens hem, verweerder, bekend wordt gemaakt middels een processtuk. Het was aan klagers zelf om te beslissen of ze de vertrouwelijkheid prijs zouden geven. Daarnaast staat nu eenmaal vast dat verweerder bekend is geraakt met de onzekerheid en twijfel over de zaak die bij klagers sub 1 en 2 bestond. 

5.4 Gelet op het voorgaande hebben klagers sub 1 en 2 zich naar het oordeel van de raad op het standpunt mogen stellen dat de inhoud van de door hen aan verweerder verstrekte informatie maakte dat zij met verweerder een advocaat/cliënt-relatie hadden. Klagers sub 1 en 2 mochten er dan ook op rekenen dan verweerder niet in diezelfde zaak voor X zou gaan optreden. Dat het in dit geval inderdaad ging om dezelfde zaak, is tussen klagers en verweerder niet in geschil. Klachtonderdeel a is gegrond voor zover zij afkomstig is van klagers sub 1 en 2.

Ontvankelijkheid van klager sub 3) en van klachtonderdeel b)

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt. Dit klachtonderdeel is ingesteld door klager sub 3. Naar het oordeel van de raad is klager sub 3 door het handelen van verweerder niet in zijn belang geschaad. Verweerder heeft alleen rechtstreeks contact gezocht met klagers sub 1 en 2 met de e-mail waarin hij hen heeft laten weten dat hij door X was benaderd om voor haar op te treden. Vervolgens heeft het contact plaatsgevonden door tussenkomst van de plaatsvervangend deken en heeft verweerder zich geconformeerd aan het advies van de plaatsvervangend deken. Klager sub 3 is dus niet-ontvankelijk en daarom het alleen van hem afkomstige klachtonderdeel b evenmin.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft vooraf aangekondigd dat hij door X was benaderd om voor haar op te treden en daarin geen bezwaren te zien. Daarnaast heeft verweerder zich geconformeerd aan het oordeel van de plaatsvervangend deken door zich terug te trekken als advocaat van X. De raad meent dat verweerder daarmee niet lichtvaardig en wel naar eer en geweten heeft gereageerd op de bezwaren van klagers sub 1 en 2, zij het dat hij daarbij een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de reikwijdte van Gedragsregel 7 lid 4. Om die reden ziet de raad geen aanleiding om aan verweerder een maatregel op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- Verklaart klager sub 3 en klachtonderdeel b niet-ontvankelijk;

- Verklaart klachtonderdeel a gegrond zonder oplegging van een maatregel.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, J.M. van de Laar, P. van Lingen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl