ECLI:NL:TADRAMS:2013:144 Raad van Discipline Amsterdam 13-290Rotterdam

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:144
Datum uitspraak: 21-10-2013
Datum publicatie: 29-10-2013
Zaaknummer(s): 13-290Rotterdam
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Voorzittersbeslissing. De stukken ondersteunen niet klagers verwijten dat verweerder hem onjuist of onvolledig zou hebben geïnformeerd. Kennelijk ongegrond.  

Beslissing van 19 oktober 2013

in de zaak 13-290Rotterdam

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 20 september 2013, door de raad ontvangen op 23 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich in september 2007 gewend tot het advocatenkantoor waar verweerder werkzaam is. Aanvankelijk is klager in deze zaak bijgestaan door mr. X en vanaf juni 2008 door verweerder.

1.3 Namens klager is een gerechtelijke procedure bij de kantonrechter geëntameerd, waarin een deskundigenonderzoek en een getuigenverhoor hebben plaatsgevonden. Bij vonnis van 31 december 2010 zijn zowel klager als zijn wederpartij in het ongelijk gesteld.

1.4 Verweerder was niet bereid om hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis. Klager heeft zich vervolgens gewend tot mr. Y, die voor klager een appeldagvaarding heeft uitgebracht maar de zaak niet verder heeft behandeld. Vervolgens is klager terecht gekomen bij mr. Z, aan wie verweerder het betreffende dossier per e-mail heeft doorgezonden.

1.5 Tussen klager en verweerder is een verschil van inzicht ontstaan over de wijze waarop verweerder de belangen van klager behartigde.

1.6 Bij beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 19 september 2013 is bepaald dat voor de behandeling van deze klacht is aangewezen de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij klager:

a. nauwelijks op de hoogte gehouden heeft van het verloop van de zaak;

b. geen afschriften van processtukken heeft gestuurd; en

c. zelfs geen afschrift heeft gestuurd van het vonnis van 31 december 2010.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2 De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De voorzitter stelt in dit kader voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van klager het best zijn gediend. Wel moet verweerder duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.3 De klachtonderdelen zullen in het navolgende tezamen worden behandeld.

3.4 In het klachtdossier bevinden zich kopieën van de in klagers zaak met hem gevoerde correspondentie. Daaruit blijkt dat verweerder veelvuldig contact met klager had over de behandeling van de zaak en overigens ook dat diens kantoorgenoot mr. Y klager voordien reeds frequent informeerde. Er is met regelmaat met hem gecorrespondeerd onder toezending van de relevante stukken in kopie dan wel in concept. Tevens blijkt daaruit dat het vonnis van 31 december 2010 wel degelijk aan klager is toegezonden en dat overleg tussen verweerder en klager heeft plaats¬gevonden over de inhoud daarvan.

3.5 De verwijten die klager verweerder maakt vinden derhalve geen steun in de stukken en zijn dan ook niet komen vast te staan. De klachtonderdelen zijn alle kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 19 oktober 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.