ECLI:NL:TADRAMS:2013:117 Raad van Discipline Amsterdam 13-119A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:117
Datum uitspraak: 15-10-2013
Datum publicatie: 16-10-2013
Zaaknummer(s): 13-119A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Verzet. Verzet richt zich tegen door de voorzitter geconstateerd onredelijk tijdsverloop tussen het zich voordoen van de feiten en het instellen van de klacht. Verzet ongegrond op alle klachtonderdelen behalve één, welk onderdeel vervolgens gegrond wordt verklaard met oplegging van een berisping.

Beslissing van 15 oktober 2013

in de zaak 13-119A    

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de

voorzitter van de raad van discipline van 30 mei 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

voormalig advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 mei 2013 met kenmerk GK/YH 13-13-0192, door de raad ontvangen op 10 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 30 mei 2013 heeft de voorzitter van de raad klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, welke beslissing op dezelfde datum is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 6 juni 2013, door de raad ontvangen op 7 juni 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 augustus 2013 in aanwezigheid van klager en diens raadsman mr. D.. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager d.d. 6 juni 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter op onjuiste gronden klager niet-ontvankelijk in zijn klacht heeft verklaard, door te oordelen dat de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang is, nu klager niet reeds medio 2008 bekend was met de feiten waarop de klachtonderdelen zijn gegrond, maar daarvan pas kennis nam na oktober 2010, toen de gevolgen van de door verweerder behandelde strafzaak hem duidelijk werden. Gerekend vanaf dat moment kan niet worden volgehouden dat klager te laat heeft geklaagd.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat de klachten behandeling behoeven ook al is verweerder inmiddels bij beslissing van 30 oktober 2012 door de raad geschrapt als advocaat, welke beslissing op 22 april 2013 door het Hof van Discipline is bekrachtigd. De klachten betreffen immers het handelen van verweerder als advocaat.

4.2 De klachtonderdelen a) en c) t/m f) zullen in het navolgende gezamenlijk worden behandeld. Klachtonderdeel b) wordt vervolgens afzonderlijk behandeld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a) en c) t/m f) oordeelt de raad als volgt. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft gehanteerd. De termijn om een klacht in te dienen begint immers te lopen op het moment dat klager het noodzakelijk inzicht heeft gekregen in de betekenis en de gevolgen voor hem van de relevante feiten. Met de relevante feiten waarop klager de genoemde klacht¬onderdelen heeft gebaseerd, was klager sinds medio 2008 bekend, zodat de voorzitter ten aanzien van deze klachtonderdelen terecht heeft geoordeeld dat de termijn waarbinnen de klacht is ingediend, onredelijk lang is.

4.4 Het verzet met betrekking tot klachtonderdelen a) en c) t/m f) is dan ook ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) oordeelt de raad als volgt. Verweerder heeft niet weersproken dat hij klager niet heeft gewezen op de destijds op handen zijnde wijziging in de Vi-regeling. De raad acht aannemelijk dat klager, zoals hij stelt, daar pas na 12 oktober 2010 van op de hoogte is geraakt.

4.6 Nu klager eerst na 12 oktober 2010 van die omstandigheden op de hoogte was, leidt de belangenafweging, zoals die staat vermeld onder punt 3.2 van de voorzittersbeslissing van 30 mei 2012, niet tot het oordeel dat de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang is. Naar het oordeel van de raad is de klacht voor wat betreft klachtonderdeel b) tijdig ingediend.

4.7 Het verzet tegen de voorzittersbeslissing dat klachtonderdeel b) niet-ontvankelijk is, is dan ook gegrond en de raad zal dit klachtonderdeel in het navolgende inhoudelijk behandelen.

4.8 Klager verwijt verweerder in concreto dat hij heeft gekozen voor de strategie om twee zaken samen te voegen en de behandeling ter zitting van het hof uit te stellen, zonder klager erop te wijzen dat hij het risico liep dat hij als gevolg van de invoering van de nieuwe Vi-regeling een groter deel van een op te leggen gevangenisstraf zou moeten uitzitten. Verweerder heeft niet weer-sproken dat de door hem verzochte gevoegde behandeling heeft geleid tot uitstel bij het hof en is in zijn correspondentie met de deken ook overigens niet ingegaan op de verwijten die hem voor wat betreft klachtonderdeel b) zijn gemaakt. Nu verweerder ook niet is verschenen ter zitting van de raad, moet de raad er bij de beoordeling vanuit gaan dat klagers stellingen juist zijn.

4.9 De raad oordeelt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door een aanstaande wijziging in de Vi-regeling, die grote gevolgen voor de duur van de vrijheidsbeneming van klager kon hebben, en die ook heeft gehad, niet bij klager aan de orde te stellen toen zij de strategie in hoger beroep bepaalden.

4.10 Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De handelwijze van verweerder heeft ertoe geleid dat klager geen doordachte keuze heeft kunnen maken ter zake van een omstandigheid die uiteindelijk heeft gemaakt dat hij zeven maanden langer in de gevangenis moest doorbrengen. De effecten daarvan op klager zijn zodanig ernstig dat deze handelwijze de maatregel van berisping rechtvaardigt.

  BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet voor wat betreft klachtonderdeel a) en c) t/m f) ongegrond;

- verklaart het verzet voor wat betreft klachtonderdeel b) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, H.C.M.J. Karskens, B.J. Sol, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing ten aanzien van klachtonderdelen a) en c) t/m f) geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.

Van deze beslissing kan ten aanzien van klachtonderdeel b) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl